meester geweest. In de heftigste bewoordingen, (doch niet geheel vergetende waar hij zich bevond), sprak hij Njaedel aan, en gaf hem duidelijk te kennen, dat hij op een streng vonnis kon rekenen. De rechters legden onverholen hun misnoegen aan den dag, en toen Njaedel zich gereed maakte de zaal te verlaten, gingen al de toehoorders zooveel mogelijk voor hem uit den weg, alsof hij een pestzieke was.
Het was dus werkelijk eene groote misrekening. De vroolijke stemming, waarin de maaltijd de heeren gebracht had, was hun bijgebleven, wijl zij het vooruitzicht hadden gehad, dat eene pikante zaak voor zou komen, maar nu was alle opgeruimdheid op eens verdwenen. Het was bijna onmogelijk langer in dat bedompte schemerachtig verlichte vertrek te blijven, welks vloer van al de vuile laarzen vreeselijk glibberig was en waar de regen voortdurend tegen de ruiten kletterde.
De ambtman zag op zijn horloge, stond op, en na aan een der klerken een wenk te hebben gegeven, verdween hij met deze in de kamer naast de zaal. Men hoorde er een hevig gestommel met koffers, een bewijs dus, dat hij aan vertrekken dacht.
De president-rechter was zijnen toorn nog niet meester en ieder, vriend en vijand, moest het dus ontgelden. Alle andere zaken werden met den stormpas afgehandeld, en wee dengene, die het waagde hem op te houden. Zijn horloge legde hij voor zich op de tafel en telkens hield hij zich op de hoogte van de klok.
De advocaat Kruse, die voor geene verbetering vatbaar scheen, begon weer het protocol te dicteeren.
Ongeduldig schoof de president echter heen en weer op zijnen stoel. "Ik ben zoo vrij u opmerkzaam te maken, meneer Kruse, dat er ook voor het opmaken van een protocol eene grens bestaat."
Kruse trok heel bedaard zijn horloge uit zijn vestzakje