Pagina:Arbeiders.djvu/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
43

Dit voorstel viel meer in zijnen smaak, dan een proces. Buitendien was Anders daar werkzaam en op deze wijze kon de zaak in eens afgedaan worden; het was toch zonneklaar, dat hij in het gelijk zou gesteld worden.

Sören hield zich in het begin alsof hij liever procedeeren wilde, maar meegaande van karakter als hij was, liet hij zich bepraten; ten laatste nam hij zelfs op zich te zorgen, dat het stuk naar den vorm opgesteld en ingezonden werd.

"Maar den advocaat Tofte moet gij betalen, Njaedel."

"Gij hebt den twist aangevangen, Sören."

"Ja, maar zoo gij de sloot niet waart gaan graven...."

Den opperloods gelukte het de partijen over te halen, de kosten samen te betalen, en Sören Borevig vertrok. Het was nu vrij laat geworden, en Sechus haastte zich naar huis te gaan. Toen hij weg was, ging Njaedel naar den koestal. De koeien—hij had er zes—loeiden en waren onrustig, zij hadden den geheelen dag niets te eten gehad en waren niet gemolken. Njaedel begon nu aan dit voor hem ongewone werk, en bracht het er heel slecht af.

De dieren kenden hem niet, en hij ging zoo links en ruw te werk, dat zij niet stil wilden staan, en de emmers telkens omver gooiden. Njaedel bromde bij zich zelf, totdat hij eindelijk met het werk gereed kwam. Het was twaalf uur, toen hij weer buiten voor de boerderij stond. In zijne volle lengte strekte hij zich uit; hij was doodaf van het neerhurken in den stal. De zee lag voor hem. De lucht was wat opgeklaard en hij kon duidelijk de donkere streep, waar de sloot zich bevond, onderscheiden.

Hij verheugde er zich reeds op met een goed geweten weer aan den arbeid te kunnen gaan. Spoedig zou er toch wel antwoord van den koning komen, zoovele stoombooten voeren toch dagelijks de kust voorbij, en dat hij gelijk zou krijgen, hieraan twijfelde hij geen oogenblik. Bij voorbaat verkneukelde hij zich reeds in de misrekening,