zelf en dus ook haar had blootgesteld. De familie van den staatsraad was altijd even vriendelijk en juffrouw Hilda was zelfs een paar maal blijven staan, om een praatje met haar te houden.
Christine vond het meer dan voorkomend, dat zulk eene voorname jonge dame met haar, die toch maar een eenvoudig boerenmeisje was, wilde staan praten; daarentegen wist zij de vriendelijkheid van den candidaat niet op den rechten prijs te stellen. Ten eerste was zij er zeker van, dat Alfred wist, waarvan haar vader was beschuldigd, en dan was er in den toon zijner stem en in de familiare wijze, waarop hij haar groette, iets, dat haar angst aanjoeg. Neen, dan mocht zij den doktor, den oudsten zoon in de familie, beter lijden, maar met hem had zij slechts tweemaal gepraat.
Toen Christine een paar weken. in de stad was geweest, kreeg zij een' brief van huis.
Lieve Christine! De kat mist je zeer, zij doet niets dan mauwen en je vader mist je ook zeer, maar hij toont het op eene andere manier, namelijk hierin, dat hij machtig veel graaft en spit en hakt en als een mijnwerker steenen op zijnen akker laat springen, dat hooren en zien een' mensch vergaat, en het zelfs gevaarlijk is langs zijnen akker te gaan van wege de steenen, het zand, het gruis en de klompen aarde, die in de lucht rondvliegen; daarbij is de weg op zichzelf slecht, zoodat ik medelijden heb met het vee en de lieden die er over moeten gaan.
De reden hiervan is, dat men niet weet, wien dat stuk van den weg toebehoort, en de Lensmand heeft mij naar den rotmeester (korporaal) gezonden en de rotmeester heeft mij naar den ingenieur van de openbare wegen gestuurd, die kapitein is, zoodat je zelf wel begrijpen kunt, wat dat helpen zou. Maar je vader houdt zich beter dan ik gedacht had zoo alleen, maar vier van de koeien heeft hij ver-