Pagina:Arbeiders.djvu/87

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
85

je vader je, dat je in alles je zult richten naar Oom Anders en dat ge volkomen vertrouwen in hem zult stellen.

Nu hebben wij hier alle dagen stormweer op zee, en geen schip is er te zien, wat heel goed is, want het is donkere maan, en dikke mist nebben wij ook, maar de stoombooten storen zich er in het geheel niet aan; wat een parabel voor mij is, vooral daarom, wijl zij geheel uit ijzer zijn gebouwd; maar ik las in eene krant dat nu alles aan boord van ijzer is, tot de masten en de tonnen zelfs, wat ik vind, dat vervloekt veel van eene leugen weg heeft. Je vader is wel, laat hij je zeggen.

 Je toegenegene

 Lauritz Sechus.

Postscriptum. Je moet aan je Oom zeggen, dat het geld, waarover hij heeft geschreven, hem gezonden zal worden zoodra je vader het bij elkaar heeft kunnen krabben, maar je moet ook vragen of het, daar de tijden zoo slecht zijn, niet voor wat minder kan afgemaakt worden, en dan vraag voor mij aan Oom Anders ook, of hij niet een woordje kan zeggen aan den persoon, die over alle Lensmands, rotmeesters en kapiteins gesteld is, want dat het nu een echte zwijnenboel aan het Zwarte Moeras is, wat ge zelf ook getuigen kunt, maar nu is het erger dan vroeger.

Toen de brievenbesteller dezen brief bracht, stond Christine juist,—en zij had er hare rokken wat voor in de hoogte gebonden—de keukendeur af te nemen; want, ofschoon haar oom er een dienstmeisje op na hield, hielp zij aan al het huiswerk.

Er waren ook brieven en couranten voor de familie bij, die gewoonlijk aan den concierge ter hand werden gesteld. Alfred kwam juist het huis uit om naar het Departement te gaan, toen hij de brieven op de tafel in de woning van den concierge zag liggen. De deur stond open, wijl het