Pagina:Architectura vol 005 no 003.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
16 Januari 1897.
15
ARCHITECTURA.


een steunpunt van den top B van den gelijkzijdigen driehoek te geven, moet men zich tevreden stellen met een halven cirkel te trekken, waarvan a als centraal punt en ab als straal kan genomen worden. Door punt C als toppunt te nemen, stelt men nog een overeenkomst vast tusschen de hoogte en de breedte.

 Wij stellen ons niet voor, hier voorbeelden te geven, maar slechts een methode uit te leggen in een tijd, waarin alle methode op punt van architectuur op zijde wordt gezet. Het behoeft wel geen beloog, dat ’t volgen van een methode niet toereikend is, om te voldoen in ’t gemis van kennis, opmerkzaamheid en smaak, want naast die wiskundige middelen blijft de artist steeds zijn vrijheid en individualiteit behouden. In de uitvoering vindt men evenveel verschillende toepassingen als voorbeelden, daarom is ’t zulk gevaarlijk werk eene klassieke definitie der orders te geven. Dit wordt immers ’t vaststellen in eene onwrikbare werkwijze, een volmaakte formule; het vervangt de beredeneering door de modulus, ’t betrekkelijke door ’t volstrekte. In de architectuur staat ieder gedeelte in betrekking tot de ordonnantie van het geheel. Dit principe door de Grieken gevolgd vindt men eveneens bij de artisten der middeleeuwen terug. In de gebouwen der mid-

deleeuwen zijn de verschillende deelen altijd aan ’t geheel ondergeschikt; zij zijn onderling verbonden en hebben slechts een plaats, voor zooverre zij van nut zijn in verband met het geheel. Daarom schijnen de gebouwen van dit tijdperk steeds grooter dan zij in werkelijkheid zijn.
 ’t Uitleggen van eenige der architectonische stelselmatige groepeeringen, die bijzonderen invloed op de methode der proportiën kunnen hebben zou hier van nut zijn. Voor zooverre men oordeelen kan volgens de overgebleven gebouwen, hebben de Grieken in ’t algemeen slechts een ordonnantie, d. w. z. dat de gevels van hunne gebouwen uit een gelijkvormig plan zijn opgetrokken. Wij vinden geen monumenten met verschillende verdiepingen, noch de eene achter de andere terugspringende of op elkander gestelde ordonnantiën. Een proportioneele methode, die gemakkelijk toe te passen is op een gevel die zich vertoont in een verticaal vlak, kan van geen nut zijn voor een gebouw, dat niet alleen verschillende verdiepingen heeft, maar nog verschillende achter elkander terugspringende gevelvlakten. In dat geval wordt men door de perspectief verhinderd de proportioneele methode op de meetkundige teekening toe te passen. Daar ’t oog een gedeelte van een bol is, weerkaatsen al de onderwerpen zich op een afgeronde oppervlakte, waarvan ’t centrum ’t gezichtspunt is. Bijvoorbeeld op teekening 13 stelt A het oogpunt voor en BC een paal, in vier gelijke deelen verdeeld Ba,ab,bc,cC. Die deelen worden in ’t oog weergegeven als de vier ongelijke deelen B’a’, ab’, bc’, c’C’. Als men nu wenscht dat de paal den schijn zoude hebben in vier gelijke deelen verdeeld te zijn, moet men de punten E D door twee lijnen met punt A vereenigen en de boogronding de, in vier gelijke deelen verdeelen df, fg, hg, he. Als men dan lijnen doet loopen van uit ’t gezichtspunt over f, g, h tot aan den paal DE, verkrijgt men op dien paal vier ongelijke deelen DF, FG, GH, HE, waarvan DF het kleinste en HE het grootste is. Toch zal er noodzakelijkerwijze een proportioneele verhouding tusschen de vier deelen bestaan. Om aan een gevel, bestaande uit verschillende achter elkander terugspringende gedeelten, zooals men op BB kan zien, den schijn te geven voor een persoon, die punt A als gezichtspunt heeft, dat de vier verdeelingen onderling dezelfde hoogte hebben, moet men de verdiepingen zoo teekenen, dat de lijnen AI, AJ, AK, AL de boogronding MO in vier gelijke deelen verdeelen. Dan zal die gevel, die de meetkundige teekening NPQR had, npqR worden en ’t punt S in s veranderen. Voor ’t vaststellen der proportiën van een gebouw moet men dus rekening houden met de punten, vanwaar het beschouwd kan worden en de verkortingen, die door de hoogten en de uit- en insteken veroorzaakt kunnen worden[.]

Veredeling van het ambacht door proeven van bekwaamheid.

 Voor deze zaak is een Hoofdcomité geconstitueerd van 23 personen bestaande uit afgevaardigden van een 14tal in den lande welbekende vereenigingen (reeds in vorige berichten genoemd). Thans aangevuld met eenige personen van invloed, om haar ook in de verschillende provinciën te kunnen vertegenwoordigen.
 Dit Hoofdcomité hield zijn eerste algemeene vergadering 23 November jl. te ’s Gravenhage, aldaar werden besproken de grondslagen, waarop men zal trachten, deze zaak in Nederland algemeen ingang te doen vinden.
 Teneinde ondanks de verschillende plaatselijke omstandigheden, toch een zekere eenheid van handelen te kunnen in acht nemen, werd besloten eerst een algemeenen leiddraad vast te stellen. Het ontwerp hiervoor is opgedragen aan eene subcommissie bestaande uit de heeren:

Dr. P. J. H. Cuypers te Valkenburg. J. A. Frederiks te Middelburg.
P. J. Houtzagers Utrecht. K. de Bazel Amsterdam.
J. J. van Nieuwkerken en H. L. Boersma beiden ’s Gravenhage.

 Zoodra deze leiddraad is vastgesteld, kan worden overgegaan tot de vorming van provinciale commissiën en van de commissiën van deskundigen in de te kiezen ambachten.
 Als plaats voor de eerstvolgende algemeen[e] vergadering van het Hoofdcomité is Amsterdam aangewezen.
 Voor nadere inlichtingen wende men zich tot het vaste bureau, bestaande uit de heeren: J. F. W. Conrad, voorzitter, en K. L. Boersma, secretaris, beiden te ’s Gravenhage.

Weekblad „De Nijverheid.”