Pagina:Architectura vol 005 no 020.djvu/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
architectura.
19
 

heilige martelaren zal geëerd hebben door te vasten, hun feest gezamenlijk te vieren, de gedachtenis van hun lijden godsdienstiglijk in den geest te houden, zal verhoord worden in al zijne gebeden en zal hier in dit tegen­woordig leven voorspoed hebben en in het toekomende eeuwig beloond worden.
 Een echt middeleeuwsche zegenspreuk, waarin ook, zeer menschkundig, het aardsche, tegenwoordige leven niet is vergeten en in echt middeleeuwsch Kerklatijn in den bijbelschen zegtrant.
Daaronder is het leven van den be­roemden kerkleeraar uit de Preêkheeren-orde St. Thomas van Aquine voorgesteld in verschillende tafreelen, in twee rijen boven elkander, waarvan eenige niet meer zichtbaar zijn. Wij zullen ze rij voor rij, zooals ze op elkaar volgen, beschrijven.
 In het eerste tafreel ziet men voor een poort, door twee torens geflankeerd, en met kanteelwerk voorzien, twee vrouwen; voor haar staat een persoon in het wit met een banderol, waarop eenige woorden stonden, die thans bijna geheel zijn uitgewischt.
 Het tafreel stelt voor, hoe een kluizenaar aan de moeder van St. Thomas aankondigt, dat zij aan een zoon het leven zal schenken, die niet, naar zij zich voorstelt, in de Benedic­tijner abdij van Monte-Cassino zal treden, maar in de orde der Predikheeren.
 In het tweede tafreel zit eene vrouw met een kindje op den schoot, dat zij de borst geeft. Het kindje heeft een banderol in de hand, waarop het inschrift: »ave gracia plena” daarachter een vrouw in het bad, doch gansch gekleed. Het is de moeder van St. Thomas die met haar zoon naar de badplaats gegaan is, waar het Kindje op de armen der voedster een strook perkament vond, met het begin van de groetenisse des Engels beschreven, welke het niet meer wilde loslaten.
 Het derde tafreel stelt voor den H. Thomas op school met een boek in de hand op zijn hurken zittend — volgens het gebruik dier tijden — voor een predikheer die hem uit een boek leert. Het gebouw, waarin hij is ge­zeten, is voorgesteld door een gothieken boog met twee torens en kanteelwerk. In het vierde tafreel wordt Sint Thomas door den prior of provinciaal, die vergezeld is van nog twee andere kloosterlingen, in de orde der Preêkheeren opgenomen.
 In het vijfde tafreel ziet men een gevangenis, een toren met groot rond raam waarvoor ruit­vormig traliewerk. De Heilige, gelijk op alle tafreelen, kenbaar aan zijn aureool, staat er voor en een man (een zijner broeders) houdt hem bij den linkerarm en om den hals. St. Thomas werd namelijk gevangen genomen door zijn broeders op bevel zijner moeder, die volgens de levensgeschiedenis, door een mis­verstand op de orde der Preêkheeren ver­stoord was, daar de overste St. Thomas, uit vrees dat zijn moeder hem uit het klooster zou komen halen, naar Parijs had gezonden, terwijl de moeder, de haar gedane voorzeg­ging indachtig, hem juist wilde versterken in zijn voornemen, dat hij in stilte had ten uit­voer gebracht, bevreesd als zij was, dat zijn broeders hem mochten overhalen het klooster te verlaten.
 In het zesde tafreel ziet men in den toren den Heilige reeds achter de traliën gezeten.
 Het zevende tafreel stelt voor een zelfden toren met drie personen achter de traliën, allen met aureool gekroond. Voor de deur links is eene vrouw afgebeeld en wij herkennen in haar de slechte vrouw die de broeders van St. Thomas op hem afgezonden hadden om hem te verleiden, maar die door hem met een brandend stuk hout verjaagd werd.
 Het achtste tafreel stelt een kerk voor met kloostergebouw, de Heilige staat voor de kerkdeur.
 De voorstelling van het negende tafereel is bijna geheel uitgewischt.
De tweede rij begint met eene voor­stelling van den H. Thomas als leeraar, uit een geopend boek les gevend aan zijn ordebroeders; eenige zitten met geopende boeken op den schoot, andere staan er achter, groote aandacht is zichtbaar op aller gelaat. Op het tweede tafreel ziet men de Heilige met geopend boek, geknield voor den Paus, vergezeld ter weerszijden van twee kardinalen. Is het wellicht de aanbieding aan den Paus van het tractaat dat Thomas schreef tegen het werk van Guilielmus a Sancto Amore »Contra mendicantes” (dat is tegen de bedelorden)? Want duidelijk lees ik op het boek, dat hij voor zich houdt: Ecce inimici tui sonuerunt et qui oderunt te extulerunt caput. Super populum tuum malignaverunt consilium et cogitaverunt adversus sanctos tuos (Psalm 82, vers 2 en 3). Het volgend tafreel stelt Sint Thomas voor met vijf or­debroeders aan zijn linkerzijde, die samen een banderol vasthouden waarop de woorden: In te confidimus, quidquid dixeris verum est,” dat is: »op U vertrouwen wij al wat gij ge­zegd hebt is waar”.
 Het vierde tafereel is zeer onduidelijk, ik zie slechts een persoon, die voor een ander knielt.


 De laatste nog zichtbare[1] voorstelling is de

  1. De 2 laatste zijn geheel uitgewischt.