Pagina:Beets, Ter nagedachtenis van Mr. Jacob van Lennep (1869).pdf/10

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

TER NAGEDACHTENIS VAN Mr. JACOB VAN LENNEP.

ofschoon nu en dan zich tot den treurspeltoon verheffende,[1] en door zijn onderwerp er toe leidende, doet echter nergens aan den toon ven Vondel denken. Welke zijne klassieke sympathieën en theorieën ook mogen zijn, in de praktijk is Jacob van Lennep, van het begin tot het einde, een romantisch dichter geweest. Het is Walter Scott geweest, die hem den weg gewezen heeft, waarop hij zich, naar de mate en den aard zijner gaven, op zijn gemak gevoelde, en eenen eigenen en geëerden naam onder onze nederlandsche dichters heeft kunnen verwerven. De bewonderaar van Vondel is de dichter der Nederlandsche Legenden. En deze dichter der Nederlandsche Legenden, ook waar hij andere dingen doet dan deze (naar de uitdrukking zijner zedigheid) „op rijm hrengen,” waar hij den lyrischen, den elegischen, den didactischen toon aanslaat, waar hij dichtmaten gebruikt, waarin Vondel het meest geschitterd heeft, waar hij Vondel sprekende invoert, volgt, wat het formeele aangaat, een geheel ander type, schrijft geheele andere verzen dan hij. Niet, als b. v. een Loots, doet hij in dit opzicht aan den dichter der zeventiende eeuw, maar veeleer aan eenige van de beste der achttiende, aan een Poot, een Smits, een Van Merken denken; nergens, ofschoon ook Van Lennep’s versificatie hare sterke zijde en niet geringe voortreffelijkheid heeft, vindt men bij haar het volle, vaste, „wel verknochte” vers, dat — wij erkennen het — ook op het innigst met de macht en de kracht van Vondel’s genie in verband staat. Doch ook alzoo kon deze dichter oneindig veel aan Vondel te danken hebben,

10

  1. Zie Dram. Werken III. 1. — De val van Jeruzalem, Treurspel door Mr. J. van Lennep en A. J. de Bull, (Amst. 1850), naar de bijzondere behoefte van eene Rederijkerskamer ingericht, kan hier niet in aanmerking komen; reeds daarom niet, omdat men niet weten kan wat van dezen arbeid aan den heer v. L., wat aan den heer d. E. moet worden toegeschreven; doch geeft, ook afgezien daarvan, tot eene vergelijking met Vondels Hierusalem verwoest weinig aanleiding.