Pagina:Beets, Ter nagedachtenis van Mr. Jacob van Lennep (1869).pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

TER NAGEDACHTENIS VAN Mr. JACOB VAN LENNEP.

beheerscher, begeve zich de toekomstige dichter, maar niet vroeger, dan wanneer hij door de studie van Vondel gevormd is.” En ook hij, „die zonder zich in de hoogere sfeeren der poëzy te willen wagen, er prijs op stelt, een zuiver, klaar, gekuischt en logisch Nederlandsch te schrijven, bevrijd van die spraakwendingen, welke ook de beste hedendaagsche schrijvers, ten gevolge hunner gewoonte om Engelsch, Fransch, of Hoogduitsch te lezen, maar al te dikwerf en doorgaands onwillekeurig van elders overnemen, leere van Vondel zijne moedertaal gebruiken; van hem den rijkdom kennen, dien zij aanbiedt, van hem, nooit verlegen te zijn met de keus der uitdrukkingen, die hij behoeft, met de schikking van woorden en volzinnen, met de vormen van betoog en perioden.”[1] Wie erkent in dit alles de taal der erkentelijkheid, den nadruk der eigene ondervinding niet? Wie, met Van Lennep’s dicht- en prozawerken bekend, wendt niet in zijnen geest deze aanbeveling van hetgeen van Vondel te leeren is tot eene welverdiende, ofschoon niet bedoelde, lofspraak op eenen leerling om, die in elk dezer opzichten zijnen meester zoo zeer tot eere heeft verstrekt?
Er iets treffends in de trouwhartige, de toenemende, de altijd beter gegronde vereering, waarmede de jongeling, man en grijsaard, het eerst gevoel van den vijfjarigen knaap, opgetogen over den Gysbreght van Aemstel, hebben gestand gedaan. Er is geen tijd geweest, dat dit gevoel zich verloochend heeft. Geen Byron, dien hij navolgt, geen Walter Scott, dien hij voor zijn vaderland wenscht te wezen, hebben voor een oogenblik dezen Jacob van Lennep koel gemaakt voor zijnen Vondel,

12

  1. Zie „Galerij van Beroemde Nederlanders uit het tijdvak van Frederik Hendrik.” Utrecht [1858], artikel: Joost van den Vondel.