Pagina:Beets, Ter nagedachtenis van Mr. Jacob van Lennep (1869).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

TER NAGEDACHTENIS VAN Mr. JACOB VAN LENNEP.

of hem zijne eerste liefde doen vergeten. Op het toppunt zijner dichterlijke glorie als romantisch dichter, als dichter der Nederlandsche Legenden, is hij zichtbaar verheugd de gelegenheid te hebben den partijdigen Vondel te berispen, ten einde voor den dichter Vondel een lofkrans te kunnen vlechten; den

Doorluchten Bard, die ’t echte dichtakkoord,
Nooit voor zijn tijd in Nederland gehoord,
Die ’t zuiver lied, met dankbre vreugd vernomen,
Weergalmen deed aan Y- en Aemstelstroomen;

en met kinderlijken eerbied vraagt hij het hem ook nu:

Wie onzer toch, wie zou het durven wagen,
Een lauwertak den zangberg af te dragen,
Die niet in u zijn baak en leidsman kent,
Die niet op u de vlammende oogen wendt?[1]

De gemakkelijkheid, waarmede hij zich van der jeugd af, naar den eisch zijner opvoeding voor den kring waarin hij geboren was, ook in de fransche taal had leeren uitdrukken, maakt hij dienstbaar aan de verbreiding van Vondels lof, ook buiten de grenzen van zijn vaderland.[2] Niet alleen waar het de vraag is het tweede eeuwfeest van den amsterdamschen Schouwburg, in den Schouwburg, te vieren,[3] maar ook waar men zijn hulp inroept om den Schouwhurg te doen toebrengen tot de vreugd, die het tweehonderdjarig bestaan van de Schole der geleerdheid in de hoofdstad verwekt, is zijne eerste gedachte aan Vondel, en hem een hoofdrol, die op zijn hoogste eere uitloopt,

13

  1. Strijd met Vlaanderen. (1831. Act. a. 29). Aan Vondel. (Voorzang voor het 1e deel).
  2. Zie zijn artikel over Vondel in de Revue de Paris. April 1836.
  3. 1838. Vondels Droom, Tafereel. Dram. Werken, II. gr. 8o. blz. 238 en volgg.