Pagina:Beets, Ter nagedachtenis van Mr. Jacob van Lennep (1869).pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

TER NAGEDACHTENIS VAN Mr. JACOB VAN LENNEP.

En o! zoo lang men Hollands dicht verstaat
En Hollands taal gesproken wordt op aarde,
Blijft ook, bij wien de kunst ter harte gaat,
En Vondels naam en Vondels lied in waarde.[1]

Intusschen was ook de eerzuil voltooid geworden, welke degelijker en duurzamer dan dit standbeeld, Vondel’s onsterfelijken naam door tijdgenoot en nageslacht zou doen waardeeren; de eerzuil, welke de lezer van deze regelen in de thans volledig in ’t licht verschenen Uitgave van de Werken van Vondel, in verband gebracht met zijn Leven en voorzien van Verklaringen en Aanteekeningen door Mr. Jacob van Lennep voor zich ziet.


Was deze eerzuil noodig? Had niet Vondel zelf door de menigte zijner grootsche werken, en door elk dezer grootsche werken op zich zelf, voor de onsterflijkheid van zijnen naam genoegzaam gezorgd? Of, indien de bijeenzameling, de ordening, de opstapeling der schoone marmerblokken tot een indrukwekkend geheel, daartoe noodig was, had niet reeds Brandt dit gedaan? O ja, maar op zijne wijze; soort bij soort, gelijk in een pakhuis of magazijn; en niet in die orde en samenhang, waaruit ons de eenheid bij de verscheidenheid tegenstraalt. De eenheid in de verscheidenheid van eens vruchtbaren dichters gezemenlijke werken is de zichtbare ontwikkelingsgang van zijnen geest en gaven, en deze is alleen bij eene schikking naar tijdorde na te gaan en te aanschouwen te geven. Maar indien de chronologische orde, om deze in ’t licht te stellen, reeds op zich zelve de eenig denkbare, indien zij ter juiste waardeering

15

  1. Een dichter aan de Bank van Leening, Tafereel uit het leven van Joost van den Vondel in 3 Bedrijven, Amst. 1867. Zie aan het slot van dit Deel.