treffen. Waartoe die eeuwige ſtrijd over de meerdere of mindere waarde van bondige Wetenſchappen in vergelijking met de Fraaije Letteren? Zij zijn voor geene vergelijking vatbaar, want zij zijn ongelijkſoortig. Maar zoowel de eene als de andere ſtrekken tot eene weldadige verlustiging, en leiden ons, door eene gepaste vereeniging, nader tot die volmaaktheid, naar welke de menſchelijke geest onophoudelijk ſreeft, doch die volftrekt ontoegankelijk is, indien men een van beiden met minachting verwaarloost.
Welſprekendheid en Dichtkunde, in den verhevenen zin des woords, zijn voor den echten Wiskunſtenaar, die zijne wetenſchap uit de hoogte beſchouwt, en niet in de diepte der berekeningen ligt verzonken, zeer dierbare en noodzakelijke voorwerpen, waardoor hij in zijne beſpiegelingen zekerlijk niet wordt belemmerd, maar in tegendeel opgewekt, en bij uitnemendheid in ſtaat geſteld om dezelve in al haren luister te voorſchijn te brengen. Ware het dat zulks vereischt wierde, ik zoude uit degenen, die in het rijk der Wetenſchappen ſchitterende waardigheden hebben bekleed, vele kunnen opnoemen, die, door uitgebreide, afgetrokkene kennis, als ſieraden hebben