Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
42
40
bijlagen.

toons, blijft voor de ander halftoon Reden 2137/2048, dats bycans Reden 256/246, want ſeggende 2187, geeft 2048, wat 256? comt naghenouch 240: Sulcx dat deſe ſtelling mebrengt twee oneven halftoonen d’een grooter als d’ander, die ons inde dadelicke ſanck niet en ontmoeten, ghemerct wy de ſelve gelijck voorẽgeſeyt is, al evegroot ſingen: En nochtans hebben de Spiegelaers over duyſent en veel hondert jaren, geduerlick blijven ſeggẽ de reden der vijfde van 3 tot 2 wel geſtelt te ſijn: Dat voorwaer merckelick getuychnis geeft de menſchen van pytagoras tijt af (die, hoewel men daer an twijffelen mocht, de [1] Vinder geſeyt wort) tot nu toe niet genouch verſtaen te hebben, wat everedenheyt met haer vergaring en aftrecking is. Om van t’ welck by voorbeelt te ſpreken, genomẽ dat ymant weet of toelaet, vier pinten waters een ſtoop te makẽ, maer ſoo dickwils hy in een vat twaelfmael een maet giet die hy meent een pint te doen; ſoo dickwils bevint hy min dan drie ſtoop: Nu ſoo die mensch niet en wist dat ſijn genomẽ maet cleender dan een pint moest weſen, t’ ſoude by de gene die wel ghenouch

we-
  1. In­ven­tor.