Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/65

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
47
bijlagen.

dat machmen met eere wel ontkennen, gemerct dattet ghebeurt om de ſtof, tot wiens vinding en forming Vranckrijck met veel wonderlicke beſonder gheesten en gheleerde dichters begaeft is: Want ghelijck ghy wel ſeght een vat wijns ſeer goet te weſen, daer af nochtans de tonne niet en deucht: Alſoo ſegh ick de Franſche veerſen te weſen vol gheest, vol geleertheyt, vermaecklickheyt, en const, nochtans en deucht de tael niet: En ghelyck goe wijn wel can ligghen in een qua tonne, dat alſo ſcherpſinnighe vonden, en goe ſtof wel in qua talen connen ghehandelt ſijn. Ick ſegh eyntlick noch dit daer by: Toont my een tael meer ghemengt met vreemde woorden die de gemeente niet en verſtaet dan t’ Francois, ick toon u een aermer ghebreckigher tael dan t’ Francois: Toont my een aermer ghebreckigher tael, die van rijckheyt en ſuyverheyt hoogher ghelooft wort by gheleerden en ongheleerden, ick toon u een ongheluckigher tael, daer weyniger hope van verbetering, en grooter toecommende aermoet af te verwacheen ſtaet.
Nu ſulcx als wy hier gheſeyt hebben yant Francois, dergelijcke is oock te verſtaen vant Italiaens, en Spaens, die met uytheemſche talen,