Pagina:Bijdragen tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland.djvu/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
61
bijlagen.

dat men het geen gezegd wordt de zaak zelve te zijn, door het achterſte woord uitdrukke; daarentegen voor aan zette, het geen de zaak bezit, of het gebruik derzelve heeft, of op eenige andere wijs daar toe behoort. Wanneer dus meer dan twee woorden zich vereenigen, heeft, volgens dezelfde gronden, dat geen, dat aan het, laatſte woord wordt toegekend, wederom iets anders vóór zich, dat ’er eerst aan wordt toegekend; en verricht in eene verſchillende betrekking, op eene verſchillende wijs, het werk der benaaming. In deezer voege treft men geen zaak, hoedanig die ook zijn moge, aan, waar voor men niet ter zelver tijd, indien men wil, het woord kan vinden; en ’er is niet eens ſchranderheid of bijzondere vlijt van nooden om ’er naar te zoeken. Wij hebben deeze kunst ter zelver tijd geleerd, toen wij leerden ſpreeken; en wij hebben te gelijk leeren woorden, nazeggen en woorden ſcheppen. ’Er ontvallen ’er dikwijls aan de kinderen onder ’t ſpeelen en dartelen, zonder dat zij ’er zelven om denken, die wel nieuw zijn, doch geen de minſte gedaante van nieuwheid, vertoonen; en die men niet alleen verſtaat, maar zelfs niet anders aanhoort dan als zulke, waar aan men

da-