Pagina:Bilderdijk, Rotsgalmen 2 (1854).djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 62 —

Ja tuchtig, zuiver door de smart
Het zonde- en wareldzieke hart
Door ’t Christnen-heiligend bedroeven!

En, ja! verberg voor ’t lichtschuw oog
Die toekomst die ons treffen moog;
Zij ’t MORGEN met de nacht omgeven!
Betrouwen we U wat U behaag,
En, wat ons de ochtend met zich draag,
Geef, dankbaar,U ter eer, te leven!

Wat vrage ik naar mijn stervensdag?
Indien ik U ontslapen mag,
Hoe zou ik de angst diens doorgangs vreezen!
Maak me ieder oogenblik bereid:
Wien zou voor uwe zaligheid
Ooit oogenblik te ontijdig wezen!

Wat siddert een nog weeldrig bloed
Voor ’t geen ons de aard ontscheuren moet,
En tot dit tijdstip vaardig maken?
Neen, ’k neem den bittren heildrank aan
Om met mijn Heiland in te gaan,
Die geen der Zijnen zal verzaken.

HY leed wat niemand lijden kan;
En wat, wat is dat lijden dan
Dat hier of lijf of ziel moog prangen?
HY, HY slechts, leed, en ’t was voor my;
En ik, waartoe is ’t zoo ik lij’? —
Om ’t my verworven heil te ontfangen.

1824.



 

Zucht.

Λιβὰς οὐρανία
Κέχυμαι κατὰ γῆς.
Παγᾷ με δίδου
“Οθὲν ἐξεχύθην
Φυγὰς ἀλήτις.

SINESIUS.
Hemeldrop, op de aard gesprengd,
En aan t vuile stof gemengd
Dat mijn reinheid aan blijft kleven,