Deze pagina is proefgelezen
— 64 —
Ook by Echtgenooten gist?
Kan de man de banden scheuren,
En zijn wederhelft zien treuren?
Vreugde zoeken buiten haar?
Spreek, ô gruwlijkste aller tijden
Die de menschheid ooit kan lijden!
Is dit wreed vermoeden waar?
Kan de man de banden scheuren,
En zijn wederhelft zien treuren?
Vreugde zoeken buiten haar?
Spreek, ô gruwlijkste aller tijden
Die de menschheid ooit kan lijden!
Is dit wreed vermoeden waar?
Zwakke vrouw, tot smart geboren?
Zaligheid van man en kroost!
Welk een lot is u beschoren,
Zoo hy u verroekeloost!
Wee hem, die u ’t harte griefde!
Heel de wareld toch is liefde;
Zy is de adem van uw ziel;
In haar zonnekoestring leeft ge;
Op haar hemelwolkjens zweeft ge;
Wee haar die daar uit ontviel!
Zaligheid van man en kroost!
Welk een lot is u beschoren,
Zoo hy u verroekeloost!
Wee hem, die u ’t harte griefde!
Heel de wareld toch is liefde;
Zy is de adem van uw ziel;
In haar zonnekoestring leeft ge;
Op haar hemelwolkjens zweeft ge;
Wee haar die daar uit ontviel!
Zy is de eerzucht die u blaken,
Die u streelen, prikklen moet:
Zy, de schat waar naar te haken
Al de drift is van uw bloed.
Ach, u dezen trek te doven,
Is u meer dan ’t leven rooven;
En by d’ onmench die haar smaadt,
Laat geen wreedheid zich gelijken;
Moeten Falarissen wijken,
Wien de Hel in ’t harte slaat.
Die u streelen, prikklen moet:
Zy, de schat waar naar te haken
Al de drift is van uw bloed.
Ach, u dezen trek te doven,
Is u meer dan ’t leven rooven;
En by d’ onmench die haar smaadt,
Laat geen wreedheid zich gelijken;
Moeten Falarissen wijken,
Wien de Hel in ’t harte slaat.
U te aanbidden, u te winnen,
Is den man het hoogste goed.
Geen begoocheling van zinnen
Kan bereiken by dit zoet!
By die vesting te veroveren
Haalt geen last van zegeloveren:
Maar rampzalig die har nam,
Om geplonderd en verlaten,
Met verwoesting langs de straten,
Prooi te geven aan de vlam!
Is den man het hoogste goed.
Geen begoocheling van zinnen
Kan bereiken by dit zoet!
By die vesting te veroveren
Haalt geen last van zegeloveren:
Maar rampzalig die har nam,
Om geplonderd en verlaten,
Met verwoesting langs de straten,
Prooi te geven aan de vlam!
Hoe! Het toonbeeld aller gaven,
Aan wier hemelvolle borst
In haar adem zich te laven,
Meerder is dan Wareldvorst,
Zou haars Egaas hart niet roeren!
Lage drift dat hart vervoeren,
En haar doemen tot den druk:
Aan wier hemelvolle borst
In haar adem zich te laven,
Meerder is dan Wareldvorst,
Zou haars Egaas hart niet roeren!
Lage drift dat hart vervoeren,
En haar doemen tot den druk: