Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/154

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van zijn bleek en vervallen gelaat, bij het zwart sagrijnen calotje, dat hem het hoofd dekte en dat, uit ziekelijke gevoeligheid voor koude, dieper in de oogen getrokken was, dan een gezonde dat zou verkozen hebben. De oogen intusschen stonden wel zwak, maar gansch niet dof, en zelfs kleurde een zacht rood van overspanning hem de wangen, toen hij zijn arts zag, en, als te zijner verwelkoming, zich ophief uit den armstoel, waarin hij gezeten was, dicht bij het vuur, terwijl hij zich echter vasthouden bleef aan de houten leuning, hetzij uit behoefte om zich te steunen, of wel uit gewoonte, bij zijn gevoel van zwakte aan genomen.

»Fij! Burgemeester! dit beginnen is wat te roekeloos, vreeze ik," ving de dokter aan.

»Gansch en al niet, heer en vriend! alleen de been en zijn nog wat slapjes, anders… maar op mijne beurt verwondert het mij van u, dat gij uw wezen zoo strak zet bij ’t begroeten van uw verrezen kranke!" De dokter antwoordde niet, maar bleef ernstig en onderzoekend op hem zien, met een licht hoofdschudden.

»Ik weet wel," hernam de patiënt, »dat een herstelde kranke geene vreemdigheid kan zijn voor een geleerd en vermaard arts als de heer Tulp — maar toch…"

»Niet iedere patiënt is van zulk gewicht als de heer van Beuningen!" viel deze in, met eene buiging, »en juist daarom is de uiterste behoedzaamheid aan te raden, heer Burgemeester!"

In waarheid, het was de beroemde geneesheer Niklaes Tulp, dien wij tot hiertoe gevolgd zijn; wij hadden hem maar behoeven te beschrijven, en hij zou door u allen zijn genoemd, zonderdat van Beuningen hem noemde. Zijn deftige zwarte mantel, zijn hooge hoed, zijn breede, platte halsboord, zijne zwart zijden beenkleeding, en voornamelijk de trekken van zijn schrander en goêlijk, maar wat melancholisch gelaat, zijn u te bekend dan dat gij hem niet herkend zoudt hebben, want hoewel hij, als vriend en beschermer der kunsten, niet minder goeden rang heeft onder de uitstekendste mannen van zijn tijd, dan als be roemd arts en ontleedkundige, zoo is hij toch het meest, en zelfs door sommigen niet anders gekend dan door eene schil-