Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/158

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vriend, vergis u niet; die overspanning komt u van de koorts. en op haar volgt ontwijfelbaar die verslagenheid, die afmatting, die u wel vanzelve beletten zal datgene uit te voeren, wat gij nu in dezen toestand besluit."

»Dat besluit staat daarom niet minder vast. Ik zal morgen naar ’t raadhuis gaan, al moest ik er om oprijzen van mijn sterfbed!"

»Het uitvoeren van dat besluit brengt u op het sterfbed, dit zegge ik u als arts, maar daar ik wel zie, dat het gezag van den geneesheer hier niets beteren zal, zoo moet ik u als Christen. als vriend en als ambtgenoot nog ééne vraag doen, die gij mij ten goede moogt houden, en waarop ik u bidde na te denken, al gelieft het u niet er mij op te antwoorden. Gij hebt daarin gelijk, dat eene goede zaak verdedigd en gevorderd mag worden, zelfs met gevaar van dit aardsche leven, alleen men dient zekerheid te hebben, dat die zaak eene goede en Gode welbehagelijke is, die Zijn dienst en eere vorderlijk kan wezen, althans die niet verkorten,… zonder dat, is zulk wagen een roekeloos en ijdel verspillen van ’t kostbaarste goed, dat God heeft verleend, en dat Hij niet verbruikt of verachteloosd wil hebben door Zijne schepselen. En dan vrage ik u, zijt gij in uw gemoed vast overtuigd, vooreerst, dat uwe tegenwoordigheid op het stadhuis volstrekt onmisbaar is, om de kans te doen overslaan naar die zijde, die gij noodigst acht, of dat, zonder uwe tusschenkomst, niet evenwel zijn zou?"

»Ik zou noch het een, noch het ander kunnen zeggen met volkomene zekerheid: alleen dit weet ik, dat een stofken soms den fijnen evenaar doet overslaan, en dat de zwakken en wankelenden onder mijne vrienden en genannen, van mijne kracht meer dan eens hunne sterkte hebben ontleend, en dat het meer hunne flauwmoedigheid is, die ik vreeze, dan het getal onzer tegenstanders."

»Zoo geve ik u toe, dat uwe aanwezigheid daar eene beslissende daad kan zijn; maar te eer dan moogt gij, naar mij dunkt, daarop achten uwe consciëntie niet te bezwaren met zoo groote verantwoordelijkheid, en daarmede beladen, de kans wagen van een nieuw ziekbed, dat na de krankte, nu zoo pas doorgestaan, een doodbed worden kan. En hebt gij dan, dit