Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/164

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Zoo zoudt gij het gewonnen hebben, Francijntje, mijne lieve!" ging hij voort, zacht en weemoedig op deze ziende, »want immers, zoo ik wel heb gezien, was het uw geheime zielewensch, dat ik morgen niet naar het raadhuis zou gaan?"

Het meisje bloosde sterk en kreeg tranen in de oogen.

»Och oom! oom! gij weet zelf, wat er voor mij aan hangt, doch dit weet God! dat ik u liever morgen in volle kracht en gezondheid naar ’t stadhuis zag gaan, dan u dus te zien zitten als een verwezen mensch."

»Ik dank u voor dat woord uit uw goed hart! mijne liefde; en de Heer zullen ’t u loonen; maar ik acht mij nog gansch niet verwezen, omdat de dokter den wenkbrauw wat fronst en een bang gezicht zet."

»Mocht dit maar niet eene instorting zijn!" sprak vrouwe Mostert.

»En dat juist nu wij hem behouden achtten," voegde hare zuster er bij.

»Ei neen! Ei neen! het kan wel een kwaad verloop zijn van ’t oogenblik en niets meer; ik voel al dat ik weêr bekom."

»Het kan ook wel wezen, dat dokter Tulp vandaag wat door te donkeren bril ziet," sprak de oudste nicht nadenkend, »en dat, als gij van nacht wel geslapen hebt…"

»Gij vat mijne meening, Elizabeth! als ik wel geslapen heb, zal ik morgenochtend licht nog vaardig zijn om te gaan waar ik wil, en waar hij mij liever niet zag!"

»Beware ons!" riep Elizabeth! »neen oom! hoe groote vreugd het Daniël ook geven zou u te zien, door uwe stem de beklemde vrijheid stijvende… toch zoude hij noch ik, om al de wereld, toestaan, dat gij iets schadelijks tegen uwe gezondheid gingt ondernemen. Ik meen alleen, dat de dokter voor heden uw staat wel te zwaar kon voorstellen! hij heeft er zijne redenen voor!"

»Ja, de dokter overdrijft!"

»Dat geloof ik ook," riep Francina, meer opgeruimd; »maar toch niet gaan, lieve oom! dat bidde ik u, niet gaan!"

»Arm kind! hoe ge naar de zijde der harde rechtzinnigen gedragen wordt op de zachte vleugelen van Amor!" glimlachte van Beuningen.