Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te dier dage behooren te meten Dokter Gerrit althans, een zeer jong mensch pas in den aanvang eener loopbaan, die vooral door een verjaard vertrouwen veroverd wordt, had nog darenboven eene onvoorzichtigheid begaan, die gelukkig al meer en meer zeldzaam wordt in onze verstandelijke eeuw waarin men zich boven alles toelegt, om de harten in te pressen en de hoofden uit te zetten, opdat de laatsten toch onbetwist de beheerschers der eersten zou en zijn — eene onvoorzichtigheid, die niet meer te herstellen was, en die hij misschien nog niet eens had willen herstellen: hij had namelijk een huwelijk aangegaan, zonder genoegzame waarborgen van stoffelijke welvaart in de toekomst, of liever, dat huwelijk brak zijne beste vooruitzichten op eenmaal, als een stormwind de teere stengels. Uit eene der rijke Roomschgezinde geslachten, die nog te Amsterdam waren gebleven na de reformatie, zonder evenwel van godsdienstbelijdenis te wisselen, had hij zich, ondanks al de zijnen, verbonden aan eene jonkvrouw uit eene Vlaamsche familie, tot de Luthersche Kerk behoorende, die naar Holland geweken was, en die hare voornaamste bezittingen in de Spaansche Nederlanden had moeten achterlaten, waar ze den fiscus toegevallen waren.

Die onbedachtzame gelieven, zoo innig verbonden in ’t harte, hadden door die ééne verbintenis van hun huwelijk, alle andere betrekkingen rondom zich afgebroken, en zich te gelijk van allen materiëlen steun beroofd. Als wij gezien hebben, was het in die donkere tijden, dat velen geloofsijver het best meenden te loonen in geloofshaat. En terwijl de verwanten van Bertha onverzoenlijk bleven na den onherroepelijken stap, opende zich de kring van haars echtgenoots familie evenmin voor haar. En noch door den invloed, dien ze nog konden oefenen, noch door de schatten, die ze hadden kunnen samenbrengen, verlichtten de laatsten de zorgen van het jonge paar. Dokter Gerrit was daarbij te fier om bescherming te vragen, waar men hem genegenheid had opgezegd, en met zijne Bertha aan de hand en de zelfbewustheid zijner kunde en verdiensten, had hij lang moed en hoop beide behouden. Maar hij zag het oogenblik te gemoet, dat hij afgemat zou bezwijken in dien vermetelen kamp met het lot, dien hij op zich genomen had, of zoo laag