Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

het recht te hebben tot zwijgen, daar zijne sprakelooze mismoedigheid zeker nog pijnlijker moest zijn aan te zien voor de lieve bleeke, die tegenover hem zat, omgeven door een tochtschut, dat haar veiligde tegen het snijden van den oostenwind door de kruisramen, en die van hare zijde ijverig bezig scheen met eenig vrouwelijk handwerk, maar die veelmalen ter sluik heen zag naar den echtgenoot, en dan het hoofd afwendde om een traan weg te wisschen. Op eenmaal brak dokter Gerrit dit gespannen stilzwijgen af met eene uitbarsting, alsof het hem behoefte was niet langer in eigen gedachte om te dwalen; maar het was in zijn toestand eene zóó vreemde gedachte, die hij lucht gaf, dat zijne gade met zekeren angst op hem zag, als verdacht zij hem van verwarring in ’t verstand.

»Bertha! dat wij toch een kind hadden!" had hij uitgeroepen.

»Ik meende, mijn beste vriend, dat wij Gode danken mochten ons zware lot niet met die zorge vermeerderd te zien," sprak zij, »schoon ik niet zeggen kan, hoe mij ’t gemis deert."

»Ik wenschte het, Bertha! opdat ons huwelijk eerwaardig mocht schijnen aan allen, bezegeld door zulk een pand, en men ons voortaan verzoekingen mocht sparen als die van voorgisteren en heden…"

»O! maar waar men verzoekingen doorstaat als gij!" sprak zij rustig.

»Wie zegt u, dat mij altijd de kracht zal blijven tot wederstand? wie zegt u, dat ik niet eenmaal zwak zal zijn, of… wijs, als zij ’t noemen en… buigen!"

»Goedheid des Hemels, wat gij daar zegt! onze scheiding zou u mogelijk wezen! gij zoudt daartoe kunnen besluiten!…"

»Weet men wat men doet in de angsten der vertwijfeldheid. Ik heb u aan den rand van dezen afgrond gesleept; ik heb u weggerukt uit het midden van een gelukkig gezin, waar gij geliefd waart en geëerd als eene prinsendochter, voor deze verlatenheid, voor deze zorgen, voor de vernederingen, die u welhaast wachten; nog staat die kring u open, nog reiken ze u daar de hand; slechts ik, ik sta daar tusschen, en ik zou besluiten kunnen de hindernis te blijven! altijd! zonder barmhartigheid voor u, zelfs waar ik zie dat gij omkomt van weedom en van druk!"