Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zwaren strijd; hij zuchtte diep, maar hij antwoordde niet; eindelijk liet hij de armen nedervallen, en sloeg hij de oogen op; zij waren vochtig, en snel, als had hij haast het uit te spreken, zeide hij:

»Neen, mijn vader, neen! ik kan u geen prijs noemen; ik kan u dit kunststuk niet afstaan."

»Dan hadt gij het mij niet moeten toonen! Nu hebt gij in mij den vurigen wensch opgewekt het te bezitten. Wij arme zonen der Kerke, die ons reeds van alle vreugden der wereld moeten spenen, hebben maar ééne vrijheid overgehouden, om ons over het verlies van zooveel levensgenot te troosten, die, ons droef en eenzaam leven te verkwikken aan de zuivere en onzondige bronnen der gewijde kunst.., weigert gij mij deze ééne bede!"

»Mijn waarde en eerwaarde vader! ik heb u lief om die waardeering van mijn werk, waarvan ik de oprechtheid niet behoef te verdenken; want uwe oogen glinsteren van zuivere geestdrift, en uwe driftige begeerte het te bezitten, is uwe beste lofspraak. Maar toch, geloof mij als ik het herhale ik kan u dat crucifiks niet afstaan!"

»En toch zeg ik u, meester Jehan! het zal en het moet onze kapelle sieren. Ter eere Gods en van de Heilige Maagd prijkende boven het hoofd-altaar, zal het op betere plaats zijn dan hier, verborgen en vergeten in het stof van uwe eenzame werkplaats. Het hoogheerlijke voortbrengsel der kunst zij ook den Hoogheerlijken Schenker der gave gewijd; als een trouwe zoon der Kerk moogt gij dit indrukwekkende beeld des Heeren niet onthouden aan de aanbidding der Christenen."

»Mijn vader, ik geloof dat uwe redenen goed zijn, en zij zouden mij wel bewegen, maar ik heb zelf liefde en eerbied voor dit werkstuk mijner handen, of liever van mijn hoofd, van mijn hart, want mijne handen volvoerden slechts wat mijne ziel had bewogen, wat mijn geest had gedacht. Ook is het mij oneindig meer dan ik u zeggen kan; en wees zeker, ik onthoud dit beeld des Heeren de aanbidding niet die het toekomt; schoon ik het wegsluite voor het oog der menigte, ik verricht zelf mijne devotie voor dit kruisbeeld. Ook deze plaats kan kerk en altaar zijn, als geloof er in ootmoed nederknielt."