Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kunstenaars van mijn vaderland had verkeerd, noch mij verstond op fijne onderscheiding van hunne gewrochten! Nu is mij die belofte als eene bespotting! Een kruisbeeld, dat in hemelsche uitdrukking van het lijdend gelaat aan de beste Rafaëls herinnert, en waarvan Michel Angelo zich de vormen niet schamen zou, gesneden uit één zelfde stuk ivoor en toch van zulk eene ongemeene grootte! en waarvan men niet weet wat men meer moet bewonderen, de vastheid en de kracht, of de ongelijkbare lichtheid en keurigheid der bewerking; een kruisbeeld, waarvan de uitvoering op het harde elpenbeen is geslaagd met een geluk, dat een schilder op het doek zou benij, den.., daarvan voorwaar is geene herhaling te wachten, geene kopie denkbaar; en als zij mogelijk ware.., zou dit zelfs een zwakker recht geven op mijne bewondering! Neen! het eerste, het oorspronkelijke, het éénige moet het mijne zijn of niets... Mijn messer! Ziet gij, zoo ik een kardinaalshoed droeg, of de driedubbele kroon voerde, zou ik beproeven wat eerzucht op u vermocht; nu heb ik u niets te bieden dan mijn goud, en ik weet dat dit mij toch ten laatste tot mijn wensch zal voeren. Want in het eind, messer Jehan, men weet hoe gij werkt; gij zijt niet een van hen die weten rijk te worden, en ter eeniger tijd zal de behoefte..."

»De behoefte!" riep Jehan, met schitterende oogen en de hand uitstrekkende naar het Christusbeeld. »Bij mijn geloof aan mijn gekruisten Heiland zweer ik u, dat ik met dezen schat in mijne handen gehongerd heb en gedorst, en honger en dorst heb vergeten, terwijl de slaap niet vermocht mij de oogen te sluiten, te midden mijner bezieling!"

»Dus geen woord meer tusschen ons over dit," sprak de geestelijke bewogen en toch verbitterd; maar roep mij dan ook niet meer hierheen, want gij hebt mij meer leeds gedaan dan gij weet, halsstarrige kunstenaar, en gij weet ook niet wat gij tegen u zelven hebt gepleegd in mijn gemoed. Deze plaats was mij geen vagevuur dat mij louterde, maar eene hel die tot boosheid prikkelt bij ontzegging van het dierste genot."

En gebukt en met driftige schreden ontvlood de hartstochtelijke kunstminnaar de werkplaats.