Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/64

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gezochte werkman was, doch waarvan Jehan de uitvoering nooit dan met weerzin op zich nam. Ook nu was hij in het eerst niet te verbidden om dien arbeid op zich te nemen, en zeker meer om van het lastig dringen vrij te wezen, dan uit hebzucht, vroeg hij ten laatsten een prijs, dien de bruidegom in de volheid van zijn geluk gaarne toestond, maar die hem toch lachend deed aanmerken:

»Ik zie wel, meester Jehan, dat gij begint te denken aan een uitzet voor uwe Tonia!"

»Een uitzet voor Tonia! Tonia trouwen! een kind!" riep Jehan in de hoogste verwondering; »vergeef mij, zoo lang zorgen wij kunstenaars niet vooruit."

»Mijn goede meester Guillermin, dan kon uwe zorg wel te laat komen. Tonia is eene jonkvrouw van de jaren mijner bruid; zij zijn te gelijk tot hare eerste communie toegelaten; zij wijkt haar niet in bevalligheid, en dit zeg ik u, zoo gij er niet op denkt haar te voorzien van een bruigom, zal zij zelve gekozen hebben eer gij het weet."

Jehan was als uit de wolken gevallen op eene vreemde plek van den aardbodem, waar hij geen weg wist om eene keuze te doen. Hij zag op naar de bruid; de bevalligheid der bruid trof hem, en toen de jonge man er bijvoegde: » Tenzij gij het meisje bewaart voor u zelven, dat zoo dwaas een ontwerp niet zijn zou, want gij zelf zult u den tijd niet geven om andere vrouwen te leeren kennen, en het hof te maken, " begon hij na te denken over zijn eigen toestand, over dien van Tonia, de weeze aan zijne zorgen toevertrouwd, en hij begon in te zien, dat hij misschien een der eerste plichten omtrent haar had verwaarloosd, en dat hij had voortgeleefd in eene zelfvergetelheid, waarbij hij in plaats van haar leidsman te zijn geworden, zich tot den dienaar van hare stoffelijke belangen had verlaagd, terwijl hij een broeder had moeten wezen, en misschien een vriend had kunnen zijn. Het verdere van den dag bleef hij werkeloos zitten peinzen; maar toen de avond hem samenbragt met Tonia, bleef hij haar lang en zwijgend aanstaren, en bemerkte voor het eerst van zijn leven hoe zij schoon was en bevallig, veel meer dan die bruid, en verbleekte daarbij en kleurde daarbij, voor het eerst van zijn leven, en verraste op eenmaal het lieve kind met de vraag: