Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij Tonia als een onbevallige minnaar scheen, als een onhandige!

Een minnaar neen, wij doen het arme kind onrecht. Zij had daar Jehan geen oogenblik voor gehouden. Ook toen hij meende dat het tijd was geworden van zijne wenschen te spreken, zag zij alleen met schrik en verwondering op hem en zeide:

»Mijn goede meester Jehan, maar gij zijt immers veel te oud voor mij; ik had gedacht dat gij mij André tot echtgenoot zoudt gegeven hebben."

Om te begrijpen, hoeveel hardheid dat woord hebben moest voor Jehan, moeten wij spreken van eene der kwellingen, die Pierre tot een vervroegden dood hadden gevoerd. Zijn zoon André had hem veel verdriet gegeven. Niet omdat de wilde, vroolijke knaap een boos of lichtzinnig jonkman was geworden, ook niet omdat hij liefde of eerbied aan zijn vader had geweigerd, maar met den oprechtsten goeden wil had hij zijne woelige natuur niet kunnen plooien naar diens éénigen vurigen wensch. Zijn zoon moest kunstenaar zijn als zijn broeder Jehan, had Pierre zich gezegd, en hij had meer dan goed was gedaan om het onmogelijke te verkrijgen. Zijne pogingen hadden geene andere uitkomst dan vergeefsche marteling voor André en zijne eigene afmatting; uitkomst die hem meer verbitterde dan hij moest tegen zijn zoon, en die dezen tegen zijn vader in eene verhouding bracht, waarbij niet het meeste onrecht aan André's zijde was. In het eind, men maakt de menschen niet tot datgene waartoe zij niet zijn geboren; en André had noch het geduld, noch den kunstzin, noch het juiste oog, noch zelfs die fijne kunstvaardige vingeren, noch eene enkele der eigenschap, pen, die hem zijns vaders kunst zelfs als beroep mogelijk hadden gemaakt. De opsluiting in eene werkplaats zelfs was hem onuitstaanbaar, alleen het vrije, frissche buitenleven, het leven zooals de jagers en krijgslieden het opvatten, lokte hem aan, en zijn vurig levenslustig oog, zijn sterk en krachtig gestel, zijn fiere moed en zijne vermetelheid, alles in één woord, scheen hem voor te bestemmen tot een diergelijk beroep. In dien strijd tusschen vader en zoon was Jehan meer gemengd geworden dan hij wilde of wist. Hij was niet zóóveel de oudere van André, dat zij niet goede makkers zouden geweest zijn, zoo hun ge-