Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/193

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en machtigste Heeren van Karels Hof: Messire Adolf van Cleef, Heere van Ravesteijn, en Messire Antonie, den Grooten Bastaard van Bourgondië. Beider trekken verduisteren, terwijl zij haar gadeslaan en eenige woorden wisselen. Messire Antonie wendt zich daarop tot den Hertog, die juist bij hem is gekomen, en duidt hem met den blik onze Jonkvrouw aan. Plotseling breekt Karel den kring der hovelingen, die zich om hem heeft gevormd, en met eenige wijde, snelle schreden is hij bij haar.

»Waarom ziet men u heden zoo droef en peinzend?” vraagt hij wat barsch, doch met iets goelijks in den toon.

Zij schrikte op. — »Messire!” riep ze... »Monseigneur!” verbeterde zij, eerst nu tot het besef gekomen van den persoon, die vóór haar stond. »Verschoon me, ik heb... niet verstaan.”

»Ik vroeg wat u deerde, Jehanne?” herhaalde Karel met verwonderlijke lankmoedigheid voor iemand, zooals hij was.

»Doorluchtige Heer, dat wat mij droevig maakt is uwe aandacht niet waard.”

»Dat staat aan mij te beoordeelen, Jonkvrouw nicht! ik wil weten wat het is,” hernam hij ruw en driftig; »ik wil geen ontwijkend antwoord op eene bestemde vraag!”

»Monseigneur! het is voor u waarlijk eene onbeduidende zaak....; ik.... verloor.... iets....” hare stem, die van ontroering getrild had, haperde; zij kon niet voortgaan.

»Vrouwengrillen!” bromde Karel. »Ik haat dat, Jehanne, gij weet het; wat hebt ge verloren, zeg het uit!”

»Mijn getijboek, Monseigneur! Een overkostelijk getijboek, allerkonstigst beschilderd met fraaie heiligenbeelden en wonderlijke landschappen door de eigen hand van Mr. Rogier van der Weyde; het al rijkelijk verguld en gekleurd, in sierlijk fluweelen band en van gouden sloten voorzien,” riep zij haastig, met eene zenuwachtige optelling van eigenschappen, waaronder zij hare verlegenheid of onrust trachtte te verbergen.

»'t Is ontwijfelbaar een groot verlies,” hernam Karel, het hoofd schuddende, »maar toch niet onherstelbaar, Cousine; al is Rogier van der Weyde dood, hij was, mijns bedunkens, noch de éénige noch de beste onzer kleurders en fijnteekenaars; en er zijn, Godlof, nog konstenaars van alle soort aan mijn Hof, om u opnieuw aan een schoon getijboek te helpen, van uitnemende miniaturen voorzien; en, al ware dat niet, mij dunkt, dat moest