Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/202

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij voornemens was het u niet terug te geven, vóórdat hij u den verlovingsring aan den vinger had gestoken.”

»Nu begrijp ik, hoe hij mij den ganschen dag gekweld heeft met allerlei toespelingen op een middel, dat in zijne macht zou zijn om mij te dwingen. Ik wist niet wat er van te denken; maar ik moet zeggen, dat het mij op het uiterste ontrustte en beangstigde.”

»Hij zal het nu wel laten u te kwellen; gij hebt twee bondgenooten: Hannibal en Coquinet; de laatste vooral zal u niet in den steek laten. Ik vroeg den Jonker, of hij verliefd was op u, 't geen hij natuurlijk ontkende; want hij is nog het meest verliefd op een stuk massepain; maar hij vertelde mij in vertrouwen (want we zijn vrienden!) dat zijn Heer vader en Messire Antonie hem beloofd hadden, dat hij ridder zou worden, zoodra hij uw bruidegom was! Onze Heer Hertog is er wel de man naar, om de sporen te geven, zonder slag of stoot! dan, ik liet hem de hope, en waarschuwde hem alleen, niet te veel verwoestingen in uw getijboek aan te richten, uit vreeze dat het u dan niet meer der moeite waard zou zijn om het in te ruilen! Daarmee liep het af.”

»En nu....?”

»Daar zijn we nu....”

»Ge hebt dus het boek nog niet?”

»Zeker niet. De Hertog zag naar mij om op dat oogenblik, en ik moest bij hem blijven; toen ik u zoo bedroefd zag, raadde ik reeds de oorzaak, maar ik begreep dat ik zwijgen moest, dat dit muisje nog wel een staartje zou hebben, en dat er draden zijn, die 't goed is niet in ééns af te spinnen. Ik liet u haspelen met onzen Hannibal, wetende dat gij uwe zaak tot een goed eind zoudt brengen, beter dan eenige andere vrouw.”

»Waarom beter?”

»Omdat gij verstand genoeg hadt te vermijden hem aan te vallen met de twee éénige wapenen, die de anderen altijd tegen hem gebruiken en die niets tegen hem vermogen: tranen en tegenspraak. Ook kunt ge van heden aan rekenen op zijne singuliere gonste, en op de mijne, dat nog meer zegt!”

»Zeer zedig, monsieur Coquinet! maar zal die gonst mij spoedig in 't bezit stellen van mijn eigendom?”

»Ik ga er onverwijld werk van maken; want als Sire Philippe het Hof verlaat met uw boek, dan kan ik voor niets instaan.”