Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/203

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»O, haast u dan, beste Coquinet, haast u! Te eerder, daar wij niet langer hier blijven kunnen. Daar hoor ik de trompetten en hoboën voor de derde maal; de bruid is weggeleid, het feest gaat nu eerst recht rouw en woelig worden. En de Hertogin—douairière zal naar hare vertrekken gaan; zij zou mij missen.” Haastig stond Jehanne op; Coquinet sprong voor haar uit, achter haar rond en verliet haar niet, voordat ze veilig was te midden van den Jufferstoet der oude Hertogin. Toen zocht hij den Jonker van Ravesteijn op, die Philippe Monsieur genoemd werd: ik weet niet om welke reden. Heel veel moeite kostte het hem niet, den kleinen Jonker, die niet dan een laffe kwajongen was, aan wien alleen de rang en de positie van zijn vader beteekenis gaven, zijn roof te doen afstaan. Hij dreigde hem met den toorn van Karel den Stouten, die het verlies zijner verwante binnen zijn Hof hoog had opgenomen, en den pleger er van met alle rigueur zou vervolgen. — »Ik heb hem bang gemaakt, dat hij gehangen, gekwartierd en vervolgens gebannen zou worden,” zei hij later lachend tot Jehanne. Genoeg, de moedwillige knaap liet de prooi los en was zeer verlegen, hoe de schade hersteld zou kunnen worden, die hij al spelende aan de fraaie miniaturen en de fijn gekleurde bloemenranden der bladzijden had toegebracht. De nar had toen aan zijn vriend gedacht, die hij wist dat zich op miniatuur—schildering verstond, en hij vond goed den schatrijken Jonker eene goede som af te persen, »om een konstenaar, die niet van 't Hof was, over te halen in alle heimelijkheid de schade dus te herstellen, dat niemand zien kon wat er met het getijboek voorgevallen was; mits conditie, dat hij later dien konstenaar bij zijn vader en vrienden op alle maniere zou voorstaan,” hetgeen met de oprechtheid van een beangstigd gemoed en eener schuldige consciëntie werd toegezegd.

Jehanne had er in 't eerst veel tegen, om het dierbare boek aan een vreemden kunstenaar toe te vertrouwen; hoe verhavend het er ook uitzag, zij wilde het liefst niet uit hare handen geven; maar daar Coquinet bleef aanhouden, begreep zij dat zij hem niet mocht weigeren, en gaf hare toestemming, schoon zij hem maar half geloofde, toen hij zeide dat de man, dien hij meende te gebruiken, zijn werk zoo goed verstond, dat het getijboek winnen zou in kunstwaarde, als deze er de hand aan legde.