Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/204

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Wie is dat, de Vidamesse de Heurne?” had Jehan gevraagd, zooals wij ons herinneren; maar zijn vriend had niet noodig geacht hem geheel het omslachtig verhaal te doen, dat wij onzen lezers schuldig waren; hij had alleen kort en bondig gezegd, dat het eene dame was van rang en invloed, die hem zeker zou voorthelpen aan 't Hof, als hij het werk, dat zij hem zou opdragen, tot hare satisfactie wist uit te voeren, »hetgeen u zeker niet moeielijk zal vallen,” voegde hij er bij. »Overigens kunt gij zelf oordeelen, hoe gij haar vindt; want gij zult haar zien. Ik had het gebedenboek kunnen medebrengen, en u zeggen wat er in te doen is; maar daar gij nu toch verlangt den voet aan 't Hof te zetten, was dit eene uitmuntende occasie om u daar den weg te openen.”

Daarop had de hofnar zijn vriend gevraagd naar zijn wedervaren gedurende hunne scheiding, en diens omzwervingen door Duitschland en Italië, waaraan deze niet zonder eenigen weerzin voldeed, want hij had meer leeds dan liefs te melden, en hij voelde onbestemd, dat er tegenspoeden en teleurstellingen waren, die hij aan zich zelven te wijten had; en hij voorzag dat zijn wereldwijze en menschkundige vriend hem verwijten zou doen, die hem dan ook niet gespaard bleven, en die hij alleen met zoo groote lankmoedigheid aanhoorde, omdat hij intusschen aan iets anders had gedacht, hetgeen duidelijk bleek uit de reeks van vragen, waarmede hij opeens die vermaningen afbrak: — »Leeft Celia Kickins nog? — Weet gij iets van haar? — Zou zij ook aan 't Hof wezen? — Bij welke edelvrouwe mag zij geplaatst zijn?”

»Celia Kickins!” riep Coquinet met hooggaande verbazing. »Hoe vraagt ge naar deze? wat zegt zij u? hebt gij haar gekend?”

»Wat beduidt die bevreemding? Mij dunkt dat is heel natuurlijk, dat ik haar ken: zij woonde te Damme met eene éénige dochter. Damme, als gij weet, is geene groote stad, en daarenboven, de meester, waar ik bij werkte, woonde in hare buurt. Zij mocht mij graag lijden, en was heel goed voor mij, arme wees en verstooteling mijner verwanten; ik kwam er als kind aan huis. Juist in die dagen, dat ik Brugge verlaten moest, was er sprake voor haar van verandering van toestand; zij meende, dat zij naar Brugge zou komen, zij liet mij doorzien, dat zij op eene betrekking hoopte aan het Hof!”

»Zij is er werkelijk een korten tijd geweest; maar zij is, nog