Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/309

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

streeks heenvoert naar de volle vrije lucht! Ik mocht in verzoeking komen, tegen hetgeen ik als mijn plicht heb onderkend, de verkwikking te zoeken van in de frissche ruimte te ademen; laat mij liever eeniglijk gedenken aan uwe trouw..., aan uwe goedheid, zoo welverzekerd als zeldzaam voor eene van uw geloof, tegen een, dien men u leert ketter te noemen."

»Niet zoo zeldzaam. Meester! ge moogt het gelooven. Velen van ons, schoon ze trouw houden aan de H. Kerk, achten het te schendig een stuk, dat ze in ons vrij en goed Holland de Spagnoolsche Inquisitie invoeren, en wat de paters ook zeggen mogen, het hangen en blakeren om des geloofswille van goede ingezetenen gelust den meesten onzer niet. Daarbij ge weet, ik voor mij heb driedubbele redenen om op uwe veiligheid toe te zien, vooreerst mijn gegeven woord aan joffer van Beveren, mijne nobele weldoenster, daartoe, de goede wil van mijn man te uwaart, sinds hij in 't heimelijk ook al te preek loopt bij de Martinisten..., en allermeest nog," voegde zij er bij met tranen in de oogen, »omdat, uitgezonderd de Doopersche dolingen daaraf ze u betichten, ik voor mij nooit ietwes anders in uw gezien zou hebben dan een goed Christen-mensch, die iedereen het zijne geeft, nooit zweert, noch liegt, noch kwade taal voert, en die noch beeldenstormer, noch sacramentschenner zou kunnen zijn! zooals de herdoopers en hun snoode aanhang!"

»Dank voor uw goed gevoelen, vrouw Zegers! dat ge mij onbekwaam acht tot zulke dingen; mijn nieuw geloof verbiedt mij zelfs op rouwe wijze de hand te leggen aan 't geen anderen achten tot hunne religie te behooren, of geweld te plegen anderen tot schade of ergernis. Herdoopers en Doopsgezinden zijn niet een; ik heb het u meer gezegd, en Menno Simonsz. heeft niets gemeens met Jan van Leyden, dan afscheiding van de Pausche Kerk, zonder volkomene samenstemming met de leer van Luther nocht Calvijn. Wij condemneeren den dollen hoop der Munsterschen; wij verfoeien de ongoddelijke leer van David Jorisz, en zijne adherenten; wij zijn stille luiden, die in eenvoudigheid des harten onze zaligheid zoeken op den engen weg, en die trachten ons onbesmet te houden van de wereld, gelijk dat past aan uitverkoren kinderen Gods..."

»Eilieve!" viel Marij in half schertsend, half in ernst, »ga me niet aan met uwe godkundige redeneeringen; ik voor mij ben