Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/424

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

laarzen, met witte lammerwol gevoerd en geboord; den hals draagt hij ontbloot, met een smal omgeslagen kraagje; een kort gekromd mes of koerde in eene schede van robbevel met zilver gevest en keten hangt hem in den veelvervigen gordel. Zijne goudblonde Noord-Hollandsche haren worden gedekt door de sierlijkste Boheemsche muts, die er ooit op een hoofd werd gedragen; nu echter heeft hij dien hoffelijk in de hand, want hij spreekt tot zijn meester:

»Ik moet u wel storen in uwe studie… Mijnheer… daar buiten in het voorportaal en in de kameren is eene menigte van luiden, die in deze bedrukte tijden toevlucht komen zoeken bij u, hebbende zonderling groot vertrouwen in uwe wijsheid, niet min dan of ge profeet of wonderdoener waart…”

»Zeg liever of ik toovenaar ware, want daarvoor toch houden zij mij in ’t heimelijk!” hernam Drebbel, het hoofd schuddende; terwijl hij lei en griffel nederlegde; doch ziet gij, indien dit hun zulk vertrouwen geeft, dat zij tot mij komen om de hulpe en raad die ’t in mijne macht zijn hun te geven, zoo getroost ik mij die duistre faam; — de Heere God kent mij beter dan menschen, en weet dat ik nooit geheime of verboden kunsten, bezweringen, aanroepingen des Duivels, of wat ook, gebruik bij mijne proefnemingen, maar dat het alles zuiverlijk is gegrond op de berekeningen der wetenschap en op de grondige kennis der hoofdstoffen en der natuurlijke proprieteiten der dingen…”

Dit sprak Drebbel meer in zich zelven dan tot Gijsbert; nu echter dezen aanziende, zei de hij:

»Laat de aanzienlijken hier binnen, dat zij wachten; ik ga zelf tot de andere… Wat zouden zij van mij hopen, Gijsbert?… dat ik de zaken tusschen den Keizer en den Paltzgraaf bij minnelijk akkoord zou weten te schikken… dat ik Praag zou mogen verlossen van de ellende des oorlogs, nog voor den tijd?…”

»Ik twijfel of zij zoo hooge verwachtingen durven voeden; alleen dit is zeker, dat men aan uwe rust meenen zou, gij waart volko. men verzekerd van uitredding.”

»Uitredding! voor de bedrukte stad! dat ware het beste luk van mijn veelgezegend leven, Gijsbert!” hernam Drebbel met vuur. »Had de Keizer bij den aanvang naar mijnen raad gehoord, wellicht…”

»Ik bedoelde uitredding voor u zelven, Heer!” sprak Gijsbert.