Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/446

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

EENE HERINNERING AAN EENE BEROEMDE VROUW.


»Vrijster, is de heer burgemeester te spreken?"

»Ja, juffrouw, dat zal heel wel gaan, gelief even in de zijkamer te komen; ik zal mijnheer boodschappen dat er iemand is."

En de dienstmaagd, die al zoo wat op hare jaren was, ging met slependen tred, de dame voor naar een vertrek, dat zij opende terwijl zij vervolgde:

»Het weer is al wat guurtjes, ik zal de juffrouw eene stoof geven," en zij plaatste een zoodanig meubeltje van eikenhout, keurig gebeeldhouwd en spiegelglad gewreven, voor den stoel, waarop de dame zich had neergezet.

»Als ik nu weten mag, wie moet ik aandienen?" vroeg de dienstmaagd.

»Juffrouw van Schurman, van Utrecht,"hernam de ondervraagde.

»Wel Heere nog toe! diezelfde roemruchte en wijdvermaarde juffer — Anna-Maria Schurman, daar de sprake af gaat dat zij spinnekoppen eet — simpel voor haar pleizier!"

»Dezelfde!" hernam de dame onwillekeurig glimlachend, bij de gedachte, dat van alle die roemruchte vermaardheid niets zoo vermaard bleek als eene excentriciteit, die op zijn best als kwade gewoonte gelden mocht, of ook wel geen grond had dan in een sprookje.

»Wat dat mijnheer vreugd geven zal, als ik hem dat ga boodschappen!"vervolgde de dienstmaagd, zelve de gestalte der jonkvrouw opnemende met eene nieuwsgierige aandacht, als had zij tegelijk haar signalement moeten geven.

»Zoo ga!" sprak de dame, terwijl de zucht, waarmede zij dit bevel eindigde, van meer dan ééne soort van ongeduld overtuigde: het verdriet over dit onkiesche gadeslaan, en het verlangen, om tot het doel te komen, waarvoor zij dáár was.