Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wijze hebt gij zijn wreed bevel toch niet trouw volvoerd, en zoo zal hij het zekerlijk hernieuwen."

»Dat laatste is voorshands niet denkelijk. De bode, dien gij mijn naam hebt hooren uitroepen op uwe binnenplaats, is met de tijding van ’t volvoerd bevel, in der ijle naar de Spaansche zijde heengereisd, en de wrok des Prinsen is daarmee voor een langen tijd gepaaid, de berichten van hieruit niet zoo licht tot hem overkomende langs andere wegen; en daartoe, alle dagen vindt hij geene occasie om iemand van zijnentwege naar herwaarts over te zenden om een moord te begaan. Ook zijt ge nu dubbel gewaarschuwd en, wijl ik hier ben, goed bewaakt, moogt daarna zelve op uwe veiligheid toezien. En wat mij betreft, ik heb die ducaten aangenomen voor ’t ondernemen van de daad, niet voor ’t gelukken. Ik hebbe op handslag beloofd, den beker met venijn op uwe hand te zetten, of den dolk op uwe keel. naar uwe keuze en believen was, en mij dunkt, dat heb ik stiptelijk volvoerd; en ziet ge, mevrouwe! had ik ’t niet gedaan, die wachtende bode van den Prins was belast, de taak over te nemen. Ge ziet dus, dat er niets is geschied, dan wat de drang van ’t oogenblik eischte."

»Ik zie, dat ik in u een vriend heb, dergelijken er niet velen gevonden worden. En toch, ik kan mij nauw verblijden over dit ontsnapte doodsgevaar, sinds ik van nu aan leve onder gestadigen doodsangst. Voorwaar! voorwaar! wie had op zulk en keer van ’t lot kunnen denken, toen Maria van Brimeux in jonkheids eersten bloei hare hand gaf aan François van Aerschot, en toen de rijke erfdochter des Graven van Megen aan den Prins van Chimay werd ten hijlik uitgegeven, op goed vertrouwen zijner trouwe aan de religie en aan ’t vaderland?"

»Waren zulks de conditiën van \’t contract?" vroeg Pescarengis belangstellend.

»’t Was ten minste de reden en grond, waarop deze verbin-