Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/115

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den blik van het anders zoo levendige kind zou men het bijna dus verklaren en wij. zullen meer opmerken, dat er ons in versterkt maar het is niet de vreeze, die door tegenzin of door afkeer wordt opgewekt, het is er veeleer eene, die, hoe onverklaarbaar het schijnen moge, van de tegenovergestelde gewaarwordingen getuigt of die somwijlen vooraf gaat. Iets onbestemds, dat haar die de betoovering ondergaat, toespreekt als eene profetie van geluk of ongeluk, van vreugde, die zij niet heeft gkend of van smarten die haar nooit dus hebben getroffen. Iets dat huiveren doet en toch aantrekt; iets, dat angstig maakt met een angst die toch zóóveel zoets omsluit, dat men haar voor geene wereld zou willen missen, Hoe het zij, Fabian heeft niets gedaan, om juist zulken indruk te weeg, te brengen; hij heeft er wellicht niets eens aan gedacht, dat die mogelijk was, en hetzij fierheid bij het gevoel van eene taak, die hij eene vernedering achtte, hetzij geheime trots bij zijne overtuiging van sociale meerderheid, hij heeft zich niet de geringste moeite gegeven, om beminnelijk te zijn, om zich aangenaam te maken in dit gezin, behalve aan meester Cornelisz. en zijne ingetrokkenheid, zijn koele ernst, zijn strakke, ietwat, scherpe toon, doen zelfs eenige laatdunkendheid doorstralen, die, spreekt van hoog zelfgevoel of van geringschatting zijner leerlinge, Blijkbaar volbrengt hij zijne taak als iemand, die haar doen moet, als een huurling, maar volstrekt niet als een dillettant.

Ziehier voor het overige den indruk, dien zijn persoon en zijne wijze van zich te gedragen hebben gemaakt op vrouw Cornelisz. zelve, en die zij in een vertrouwelijk uur aan eene vertrouwde kennis dus heeft weergegeven:

»Zooals ik dan zeide, het kind moest Engelsch leeren, en die arme schraalhans, dien de barbier bij ons ingebracht heeft, komt dan ook alle dagen, Eerst dacht ik: men kan niet weten; zoo’n schrale jonker, die voor lesgever uitgaat, mocht de deerne