Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mijn verstand, en al de vermogens mijner ziel zal inspannen op iets zoo onbeduidends als dàt!" sprak hij met zoo snijdende stem en zoo laatdunkenden blik, even met den top van den vinger heenwijzend naar hetgeen haar zooveel moeite had gekost.

Zij boog het hoofd, terwijl zij het afwendde; hij moest het vocht niet zien, dat zij in haar oog voelde opkomen.

»Heb ik u beleedigd, Sir?" vroeg zij, met hare zachte stem; »het was zonder opzet."

Hij zag op haar met koele verwondering.

»Gij zijt zeer vaardig met uwe tranen, miss!" hernam hij scherp, onbarmhartig opmerkende wat zij kennelijk zijner aandacht wilde onttrekken. »Als gij meent, dat dit de manier is om mij lust te geven bij dezen ellendigen klerken-arbeid…"

Zij lette niet eens op het beleedigende van de uitdrukking voor haar zelve.

»O, Sir! zeg mij dan, hoe ik u dien kan verlichten!" riep zij haastig en smeekend. »Gij weet niet, Sir! hoe mij dat goed zou wezen, iets te doen om u een arbeid te verlichten, die een heer van uwe bekwaamheid zeker uiterst gering moet schijnen, en waarvan ik toch niet weet hoe u te bevrijden."

»Wel, zeer wel!" hernam Fabian, die intusschen weer in eigene gedachten verzonken was; »staat dat alles in die vertaling?"

»Neen, master Fabian!" hernam zij nu wat fier en wat spijtig, »dat staat nergens; maar dit is, hetgeen ik u zeg, uit een goed hart, en uit eene oprechte achting voor uw persoon. Ik zie, dat gij verstrooid zijt, master Fabian!" hernam zij met hernieuwd gevoel; »ik zie, dat gij lijdt; ik vrees, dat dit werk, u licht oneigen, er oorzaak af is. Ik heb diep medelijden met u, en…"

»Beware mij, miss! medelijden!" riep hij, met harde stem en toch met een vlammend oog. »Ik kan niemands medelijden ge-