Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/122

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bruiken, en allerminst dat eener vrouw. Zou ’t u gelieven voort te gaan…"

Zij antwoordde niet, maar zU begon… Hare stem weigerde; zij wilde zich overwinnen, een geluid als eeu doffe snik was alles, wat zij voortbracht. Met zichtbaar ongeduld wierp hij het boek dicht, dat hij voor zich genomen had, stond op en liep de kamer op en neer, alsof hij geheel alleen ware geweest, Vrouw Cornelisz., die zich altijd zóó zette, dat zij hem in het oog had, zag Deliana’s gelaat niet, en dacht van Fabian, dat hok eene wijle ongeduldig was over de onbevattelijkheid van zijne leerlinge. Deliana bleef zitten, het hoofd gebogen en strak op haar schrijfboek ziende.

»’t Is waarachtig niet uit te houden," sprak hij bij zich zelf; »t is meer dan ik vermag; deze toestand, dien ik mij zelf heb gewrocht, zal mij tot razernij brengen; maar ik ben dwaas. Wel dwaas!" hernam hij, zich met beide handen sterk het voorhoofd drukkende, »’t is mijne overprikkelde verbeelding, die ik alléén beschuldigen moet, Wat kunnen dezen het weten, hoe ze mij wonden? Moest mij dat kwetsen, wat dat arme kind zegt in haar eenvoud? Ze doet veel, zeer veel, dat zij de geringschatting voor den avonturier, voor een loondienaar, vermomt onder medelijden, en in ’t eind ben ik dan wat ik schijn, dat ik mij aantrekken zoude, hoe men mijn masker bezoedelt? Ik heb immers alléén maar te zorgen, dat het niet scheurt!" Daarop, als met een plotseling besluit, trad hij achter Deliana, en wachtte eene wijle, wellicht om zich volkomen meester te zijn, eer hij haar toesprak. Zij zag niet op, in eigene gedachten verdiept. Even raakte zijn vingertop haar schouder aan, om hare aandacht te wekken. Zij schrikte, zag naar hem op met verbleekt gelaat en kromp inéén, als had een scherp stylet haar gewond.

Met nog grooter bevreemding, dan vroeger, zag hij op haar, maar hij had zich zelf tot kalmte veroordeeld, en hij weerhield