Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/132

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Nu, als dit dan nietwes beduidt bij dien heer, dan komt dat bij ons te pas!" viel nu vrouwe Cornelisz. heftig in; »en ik versta niet, dat mijn kind zal geleerd worden door iemand, die de Schrift niet kent, en niet in eere houdt."

»Ziedaar een overaardig staaltje van Protestantsche inkwisitie!" glimlachte Fabian, Cornelisz. aanziende als iemand, met wien hij het volmaakt eens was.

»Inkwisitie! ja, daar moogt gij wel af spreken; want dat zijn de Papisten, die haar over ons land hebben gebracht met de gansche Spaansche tyrannie, en gij zijt een Papist, ik houde het voor zeker!" was de opgewonden taal van Deliana’s moeder, terwijl vader en dochter met angstige spanning den Engelschman gadesloegen, op wiens gelaat zich eene mengeling van strijdende driften teekende.

»Ik zou u antwoorden, indien gij iets anders waart, dan eene vrouw, die voortijlt in onbesuisde drift," sprak eindelijk Fabian; »nu echter neme ik mijn afscheid, en voor goed. Vaarwel, miss Deliana! uw geschenk blijft mij waard," en hij nam haar Bijbel op.

»Nu, zottin! ziet gij, wat heb ik gezegd?" fluisterde Cornelisz zijne vrouw in. »Is dat ook prijsstellen op de Schrift?"

»Als hij die waard houdt…!" hernam zij toetredend.

»Zou een Papist dat doen? Ziet gij, dat mijne reden de ware is?"

»’t Kan wezen, geprent goed is duur."

»En een Engelsche Bijbel is geene kleinigheid. ’t Is eene zaak. van guineas…"

»En een Engelschman, die buiten zijn land zwerft, heeft niet veel guineas te over," zeide Fabian, die de tusschenspraak gehoord had en die er zijne winst mede deed; en die zijne redenen had, om op dit oogenblik de betrekking met de bewoners van het huis de Engel niet af te breken.

»’t Is dus aan ons, om ons te verontschuldigen," sprak Deliana,