Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/137

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Deliana, hoewel reeds aan de vreemdste en plotselingste wedingen en veranderingen in Fabian’s luimen gewoon, zag toch in deze heftige gemoedsbeweging iets anders, en zij spraken met oogmerk, hem tot zich zelf te brengen:"

» Sir! zal ik u wat malvezij reiken? Gij moet iets gebruiken; gij zijt uzelven niet; gij zijt zeer geschokt, dat ziet men u aan. Zoo er iets gebeurd is met de Koningin van Engeland, dat u dus treft kunt gij het vrijelijk uitspreken voor mijn vander hare partij in Holland oprechtelijk is toegedaan!"

Deze toespraak, ingegeven door dit vrouwelijk instinct, dat alles raadt, trof werkelijk doel. Fabian werd opmerkzaam, werd indachtig op hetgene hem omgaf, en op het karakter, dat hij hier te vervullen had; met die bewustheid keerde ook de zelfbeheersching terug, en hij hernam geheel zijne bedachtzaamheid terwijl hij antwoordde:

»Ja, miss Deliana! ik heb werkelijk iets noodig; wees veel gedankt voor uwe opmerkzaamheid; doch meen met, dat gij mij dus ontsteld ziet om eene geringe oorzaak. Master Cornelisz.! de Koningin van Engeland heeft in een zeer groot gevaar verkeerd door eene samenzwering, daarin sommige sinistre en seditieuse personaadjen de Koningin van Schotland betrokken hebben…"

»En had die conspiratie ten doel den dood der Koningin Elisabeth?"

»Zoo wordt er gezegd, ja!"

»Dan verwondert het mij niet meer, u dus ontsteld en aangedaan te zien."

»Maar het is niet gelukt," hernam Fabian, met eene zonderlinge beweging van den bovenlip; »alleen is er uit gevolgd, dat Koningin Elisabeth nu in haar geweten de vrijheid schijnt te vinden, om Koningin Maria, die hare namaag en gastvriendin is, niet alleen voor eene rechtbank te stellen, die zijn nooit heeft