Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/186

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vreemde Mogendheden, als Fabian misschien niet zonder eenig recht aanmerkte.

Kapitein Hemon luisterde mede toe met ernstige aandacht, maar zonder een enkelen volzin te kunnen ontraadselen, dat hem te pijnlijker was, daar hij den naam van »Maria" hoorde noemen.

Maar hetzij uit medelijden met zijn armen landsman, die van zijne fraaie vertaling niets verstond, hetzij met andere bedoeling, gaf Fabian in kapitein Hemon’s handen een exemplaar van den Engelschen druk benevens eene kopie van het vonnis tegen Maria Stuart zelf, en de Schot las die beide met diepe verontwaardiging; want hoewel volgeling van Knox, en dus tegen »papistische vrouwenregeering", met alle macht ingenomen, kon hij het denkbeeld niet verdragen, dat eene vreemde Koningin zich dat recht over de dochter zijner Koningen had aangematigd en dacht uit te oefenen. En als wij zeggen, dat Fabian zijne vertaling voorlas aan de Utrechtsche vrouwen, dan moet men er niet bij vergeten, dat het eene zulke was, die den Engelschen tekst teruggaf, en commenteerde niet in, maar bepaald tegen den geest van den oorspronkelijken auteur, terwijl hij met eene geniale behendigheid diens woorden getrouw bleef, zoodat de omzettingen en uitlatingen, of waardoor verder de bedoeling vervalscht werd, als onkunde van zekere wetten der Hollandsche taal mochten gelden, in plaats van als misbruik van taalkennis te worden opgevat; eene vertaling in ’t eind nog, die juist de grieven opwekte, die men wilde sparen; — eene van die, welke later de Leidsche vertolking en den herdruk hebben noodig gemaakt. Men begrijpt dus de smartelijke verwondering en de hooge verontwaardiging der Utrechtsche vrouwen, die wel geene groote sympathie koesterden voor de Katholieke Koningin van Schotland, maar die toch al het medelijden harer gevoelige vrouwenharten openden, toen zij de vrouw, Maria Stuart, op zulke wijze en alleen door Staats-