Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/187

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

redenen aan den dood op een schavot zagen toewijden. Zoo haast ze een slachtoffer te beklagen hadden, waren zij met haar medelijden gereed.

»En de hoofdbewerker van dezen gruwel is de Graaf van Leycester, als van alles wat er kwaads geschiedt in Engeland!" sprak Fabian in het Fransch, dat de vrouwen verstonden en kapitein Hemon begreep.

»Zooals van alle kwaad in Holland!" spraken de dames van Drunen en de anderen, die door Leycester hadden geleden in hare echtgenooten of verwanten.

»O! die man is er altijd bij, als er bloed te vergieten is!" sprak de weduwe van Hemert.

»Zou het waar zijn, dat de Graaf hierin eene stem heeft gehad?" vroeg Hemon met onrust.

»Valt er aan te twijfelen? Het kan wel de voorname reden zijn geweest van zijn vertrek naar Engeland!" sprak Fabian.

»En zou daar niets te doen zijn, om dat af te weren van het hoofd dier arme Vorstin, die de moeder is van mijn Koning?" vroeg Hemon met bewogen stem aan Fabian.

»Veel, zeer veel; bij voorbeeld: als men de Koningin zóóveel te doen gaf in \’t buitenland, dat zij voor de Engelsche zaken geen tijd overhield, en vooral niet om een staatszet te wagen, dien zij zoo vurig wenscht te volbrengen, doch waartoe zij zóó weinig moed bezit, dat zij er reeds meer dan twaalf jaren over geaarzeld heeft, en waarvan zij nu nog dus huivert, dat zij er vooraf het buitenland verantwoording van geeft."

»Men kon beginnen met Holland," sprak eene jonge vrouw, met gitzwarte oogen, die Emerentia werd genoemd, en die de nicht was van de weduwe van Kenenburg.

»En oogen als de uwe zouden, zoo ze wilden, eene geheele provincie in oproer brengen, om niet te zeggen een werelddeel," hernam Fabian galant.