Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/350

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ah! ik versta u, en meester Cornelisz. is er de man voor om zich er mee te verblijden, dat ge dus vordert?" hernam Gideon; »maar hetzij… ik heb uw vertrouwen, wel niet gansch vrijwillig, maar ik heb het; vrees van mij geen misbruik, maar hoor toch nu mijn trouwhartig vermaan, en doe mij deze belofte: Welke diensten hij u vragen moge, beloof niets, neem niets aan te volbrengen. voor gij mij van haar aard hebt onderricht…"

»Maar, heer! hoe zou hij mij het kwade kunnen vragen? O, verdenk gij hem niet!"

»Ik verdenk hem niet. Alleen hij is vreemdeling; wie zegt u, dat zijne belangen één zijn met de uwe, zijne wenschen één doel hebben met uwe inzichten? Wat zekerheid hebt ge zelfs, dat zijne religie…

»Gij hebt gelijk, welwaarde heer! o! zeker, gij hebt gelijk!" hernam zij, snel verbleekend en samenkrimpend onder eene angstige gedachte. »Dit is werkelijk mijne vreeze, mijne groote, mijne eenige vreeze… en gij hebt recht. Ook zal ik trachten, uw wil te volgen; want, zoo hij mij van den troost mijner religie kwam te berooven, die gij mij in de ziele hebt geprent, zou ik mij armer voelen dan de berooide weeskens; maar…"

»Dat is een goed woord, me lieve! Gedenk uwer religie, en laat die u het naast aan ’t harte liggen, als ge met dien man samen zijt; maar niet enkel de religie, die bestaat in uiterlijkheid, naam en vorm, ook de religie des harten, die zich toont in daden van zelfverloochening, in kracht bij den strijd tusschen des Heeren eisch der heiligheid en de influisteringen van eene aardsche stem,. die menschen tot elkander aantrekt. Betracht die religie; laat u boven alles daar niet afbrengen, en gedenk den Heer, als gij met Fabian samen zijt, en waar moeders trouwe en vaders liefde beide u niet ter hulpe kunnen zijn, gedenk daar aan Hem, die voor u leed en stierf, en over u waakt, en nabij u is; dat gij Hem niet bedroeft en andermaal kruisigt, door meer op menschen