Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/351

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

woord en wille te achten, dan op Zijne geboden. En daarop, melieve! scheide ik van u met mijn zegen. Ik moet gaan; Hij blijft omtrent u, wil dat gelooven." En Gideon legde zegenend de hand op haar voorhoofd.

»Certeyn! zoo wil ik," sprak het meisje, »en uw vermaan gedenken,… zooveel ik kan, maar verg mij niet, goede heer! u alles te beloven met vaste verzekering; want, als ik met Fabian zal zijn, ben ik mij zelve niet, om eener belofte, aan anderen gedaan, trouwe te houden."

»Nu, zoo behoede u God!" sprak Gideon smartelijk; want hij moest het onderhoud afbreken, en hij zag, dat zij het niet wenschte te verlengen; integendeel, nauwelijks had zij zijn afscheid aangehoord, of zij ijlde voort, opnieuw met gehaaste schreden, en zij wendde zich naar de drukkerij. Zooals het veelmalen gaat met de bekentenissen van menschen aan elkander, had Deliana Gideon de waarheid gezegd, maar niet de geheele waarheid, en dat deel dat zij goedgevonden had, als haar eigendom terug te houden, was juist een zulk dat de zaak voor geheel andere beschouwing vatbaar maakte. Zij had namelijk voor zich zelve eene geheime hoop, dat Fabian hare stille, maar innige toewijding had verstaan, en daarvoor zoo dankbaar was, als iemand van zijn karakter het zijn kon, en zeker op het punt stond die dankbaarheid te toonen door… aan te nemen. Het lieve kind vroeg niet anders; maar zij geloofde toch, dat zij dit verkrijgen zou; zij geloofde het juist uit die geheime verstandhouding, die Fabian met haar had aangeknoopt; aan de wending, die hij soms gaf aan zijne woorden, en die van zekere gedachten getuigden, vreemd aan het onderwerp van het gesprek. en aan meer nog, waaruit eene jonkvrouw, ook de eenvoudigste en onschuldigste, raadt of meent te raden, dat zij den indruk heeft gemaakt dien zij wenscht; maar hetzij ze schroomde om dat geheim vermoeden uit te spreken, hetzij dat