Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/94

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Neen! maar sinds onze scheiding voegt mij de weduwlijke rouw over hem."

»Dat is, bij mijne trouwe, een inval, eener vrouwe waardig! En Uwe Genade zou dus nog altijd treuren om den Prins gemaal?"

»Treuren, Cosmo! God de Heer, die mijn hart kent, weet in hoe jammerlijke smarten ik mijn leven overbreng; mijne jeugd en wat er voormaals schoon aan mij was, verkwijnt onder den rouwen de bedroefdheid; het leven is sinds zijn verlies mij geen leven meer. Mij dunkt, men moet mij alreede kreuken in ’t aanzicht zien, dus mij ’t leed en verlangen verteren."

»Waarheid is, dat Zijne Genade van Aerschot een bevallig heer was, dapper in den oorlog en vurig in ’t minnen, ik begrijp dat Uwe Genade hem betreurt, doch zie om u heen; wijze signora’s verzetten zulke smart niet door tranen, maar zoeken er soelaas voor bij goede, wel bespraakte vrienden, derzulker getal niet gering moet zijn bij een zóó minnenswaarde donna als Excellenza."

»Cosmo!" riep de Prinses, »ik ben u mijn leven schuldig, dies moet ik een gewaagd woord van u overzien, maar dit hier is voorwaar al te stout, en al te onbillijk nog daartoe. De Almachtige weet, hoe zuiverlijk ik mijne trouwe heb bewaard, en bewaren zal, hoe ik smachte naar hereeniging met hem, en hoe ik dagelijks aanhoude in ’t gebed, dat hij doch bekeerd moge worden van dat superstitieuse bijgeloof der Paapsche Kerk, en zich scheidende van den Paus van Rome, en den Spaanschen Koning, wederkeeren mocht tot de ware religie, tot zijn land, tot zijne magen, en tot mij, zijne bedrukte gade, die gestadig de armen naar hem uitgestrekt houde." En op eens van toon veranderende, vroeg de Prinses: »Zoudt ge meen en dat het nog eenmaal mogelijk ware, Cosmo?"

»Het krachtig gebed eens rechtvaardigen vermag veel," hernam Cosmo met een allerzonderlingsten nadruk. »Alleen op dit oogen-