Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/95

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

blik heb ik recht te gelooven, dat die bekeering nog niet zóó ver is gevorderd, als Uwe Genade in haar vromen ijver kan verlangen, en in dien staat moge het u wel niet geraden wezen Zijner Genade’s terugkomst tot u te verlangen. Zijne gedachten gaan wat al te veelover moord en doodslag voor uwe veiligheid."

»Laas, helaas Cosmo! waaraan doet ge mij gedenken! Hoe kan ’t mogelijk wezen, dat hij zulks in zijn hart heeft kunnen nemen tegens mij?"

»Altijd houden mannen zich ietwat beleedigd over zulke eigenwillige verwijderingen als Uwe Genade zich heeft veroorloofd, en bij ons in Piémont, straft een man de ontrouw zijner vrouw met den dood."

Er was iets bijzonder akeligs in den schrillen en pijnlijken toon, waarop Cosmo dit zeide; het was volstrekt niet die van een vriend die eene heilzame onrust wil opwekken, die tot voorzorg wekt, maar eerder die van een vijand, die zijn offer eerst wil ontzetten, eer hij het treft.

Op de Prinses scheen die toon ook zijne uitwerking te doen, althans zij sprak met eene zichtbare ontroering:

»Gij jaagt mij vreeze aan; Signor! doelt gij op iets dat weder mij dreigt van mijns Heeren zijde?"

»Si, Signora! het dreigt niet enkel, nlaar het treffen is zeer nabij, Er is werkelijk een man uitgezonden met den last en de middelen om u te doen sterven."

»Och Heere God! behoed mij!" riep de Prinses onder eene rilling, »mijn bloed wordt koud van angst; doch nu herken ik uwe trouwe, Cosmo! gij wist dit en daarom zijt gij hier."

»Juist daarom."

»Hoe weet gij dit vreeselijk geheim? Want het is niet denkelijk, dat de Prins het u ditmaal zal hebben vertrouwd."

»Ik kom uit het leger van Parma; daar waren vele edele heeren en groote krijgsoversten samen; in zulke tijden zijn er