Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak eerste deel (1886).pdf/99

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»’t Is daarom nog niet gezegd, dat gij sterven zult. De Prins van Oranje zaliger heeft wel jarenlang in gezondheid geleefd, met zulk een zwaard boven ’t hoofd hangende, eer het trof, Ehe, diavolo! coraggio, mia signora! hoe meer gij u omringt met luiden van macht en rang, hoe zekerder gij geveiligd zult zijn tegen zulke aanslagen. En als ge daartoe nog wat goede tucht houdt over de dienaren van uw huis, dat ze wat goede wacht houden, dan hebt ge zooveel meer vreeze niet te voeden, dan eenig ander hoog personaadje."

»Messer Cosmo! mogelijk zou eene andere, dan ik, zulk vertrouwen in u niet hebben; maar, ondanks uwe vreemde manier van doen, daarmede gij mij angst in ’t harte jaagt, blijf ik in u mijn vriend, mijn beschermer zien, geloof ik u heden voor eene nieuwe weldaad te moeten danken."

»Ehe, signora! wat zou u ook daarop brengen? Ik uw vijand? Ik ben nooit de vijand mijner kalanten…, en dan de signora Principessa, die mij zoo dikmaals met haar vertrouwen vereert! Maar dank nog niet! Het gevaar is nog niet weg van uw hoofd, en," voegde hij er bij met een nadruk en ernst, die in dezen man allervreemdst scheen, »dank. dan allereerst Gode, die u in Zijne genade nog dagen tot uw leven toevoegt, omdat gij niet onbekeerd moogt sterven! Nu hef het hoofd op, mijne vrouwe! en laat ons handel doen! Zal ik uwe vrouwen roepen, dat zij ’t vaatwerk aanbrengen?"

»Dat is onnoodig!" antwoordde de Prinses, die liefst hare bedienden buiten het geheim wenschte te houden van zijne gemeenzaamheid en van den nooddwang, waarin zij zich bevond, hare kostbaarheden te verpanden. »Daarginds staat een lampetkan en kom van verguld zilver; dit, met den beker, die er bijhoort, moge van waarde zijn beneden de sieraden, maar ze zijn door den Koning van Spaniën gegeven bij ’t huwelijk mijner moeder, en dus, ge kunt de verzekering hebben, dat ze niet ongelost kunnen blijven."