Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/197

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kan niet anders, wijl de kolonel Sonoy zich verzet tegen zijn wettelijk overhoofd en de Engelsche partij hem daarin stijft."

»Mijn vader, de kolonel Diederik Sonoy zich verzetten tegen zijne oversten? De oude krijger, die met den Prins streed, eens krijgsmans eersten plicht vergeten? Heer neef! zoo ik die aantijging uit anderen mond moest verstaan dan den uwen, ik zou antwoorden: »dat is een logen!" en verontwaardiging zou mij hinderen, meer te vragen. Nu acht ik, dat gij zelf in valschen waan zijt gebracht, en nu vrage ik: waar ligt de wortel van dien lasterboom?"

»De pit dier waarheid zal ik u wijzen. Die oude krijgsman, die wapenbroeder van den Prins rebelleert tegen het eerste overhoofd in krijgszaken."

»Rebellie, heer van Barneveld? ga voorzichtig met dat woord, als ge van mijn vader spreekt tot mij…"

»Ik herhaal het, mejonkvrouw! dat is het éénige, wat ik doen kan."

»Hij zou rebelleeren tegen den Graaf, wien hij eed heeft gedaan?" riep Emerentia met de hoogste verbazing.

Barneveld kleurde sterk op dat woord, dat op eens, met vrouwelijke levendigheid van opvatting en inzicht, en met onbevoordeelde rechtvaardigheid, een pleit beslechtte, waarover de staatslieden reeds maandenlang twistten, het telkens meer verwikkelend, het telkens moeilijker makend om te scheiden en altijd zonder aan een eind te komen.

»Neen, tegen den Grave Maurinck; hij verkort dien Prins in zijne rechten."

»Hij dien prinselijken wees verkorten en verdrukken, nadat hij altijd zijn bloed voor den vader heeft veil gehad…?" en de jonkvrouw schudde ongeloovig het hoofd.

»Het getij wisselt en de menschen daarmee. Hij is een tegenstander van zijn ingeboren Vorst, ter liefde van een uitheemschen