Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/211

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

belooft iets, mits hij zich haaste te komen; want zonder dàt zie ik er niets mee gewonnen…," sprak hij in afgebroken woorden, zooals de denkbeelden bij hem opkwamen.

»Och, ik zie wel, met mijn man is op dit stond niets aan te vangen," sprak Barbara in zich zelve, toen luider tot den Kanselier: »Sinds gij mij toch niet ten antwoord kunt staan, ga ik u laten, Elbert!"

»Een woordje, melieve! een woordje!" riep hij, haar tegenhoudende, »iets, dat gij weten moet en dat ik haast had verzuimd u mede te deelen… Gij krijgt gasten…"

»Gasten, Elbert! gasten?" herhaalde Barbara, met een hoofdschudden, dat ongeloof of onwil te kennen gaf, »dat is wel niet denkelijk."

»Eerstens de Vrouwe weduwe van Hemert, die ik genood heb, bij voorkeur mijn huis tot haar verblijf te nemen, zoolang zij in ’s Hage denkt te vertoeven…"

Vrouwe Barbara glimlachte, zeker meer van ergernis dan van genoegen.

»Certeyn, Elbert!" hernam ze ernstig, »gij beeldt u in, dat we hier te ’s Hage een kasteel bewonen, of wel ons ruim Geldersch landverblijf."

»Waaruit oordeelt ge, dat ik die inbeelding heb?"

»Nog weer eene gast te nooden…, en nadat we dat halfgekke meiske al in huis hebben, dat zooveel omhaals geeft; van de oppassing spreke ik niet, die getroosten we ons volgaarne voor ’t arme schepsel, maar die Engelsche gentleman, die haar immer komt bezoeken tot hare betering, als ze zeggen, maar die altijd tronies trekt zoo zuur als een Spagnool, die door de Watergeuzen gemarteld wordt."

»Ja, vrouwke! dat. kan nu eenmaal niet anders; dat is een dienst, dien we den heere van Barneveld bewijzen."

»Ik neem het den Advocaat niet dankelijk af…; doch dit