Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/212

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zij; het arme schaap zou licht geen ander dak vinden, als wij het onze weigerden; doch de weduwe van Hemert, dat is wat anders; die zal wel een kostelijk sommetje voor teergeld op de reis meegenomen hebben. Zij kan overal logies krijgen, en nog daartoe, heeft zij niet eene menigte van vrienden hier ter stede…?"

»Die heeft ze; maar zij is niet overal dus goed vertrouwd als hier… Zij verkeert meest in een staat van wilde droefheid of strakke wanhoop, die na aan uitzinnigheid grenst; en hetgeen zij in die vlagen zegt of doet, door andere dan welverzekerde vrienden gehoord, zou haar in leed en last kunnen brengen. Korts, ik acht haar in een toestand, die wel wat hulpe en toeziens eischt, en waar zal de Vrouwe van Rozendaal die eerder vinden dan bij den Kanselier van Gelderland…?"

»Maar het huis van den Kanselier van Gelderland is in ’t eind geen dolhuis, en dat is nu al de tweede uitzinnige, die gij hier wilt inhalen. Heer doctor! denk er toch op…"

»Ik denk daarop, Barbara! maar ’t is om u te verzoeken, eene kamer voor haar gereed te houden; eene pronkkamer behoeft het niet te zijn, want de bedrukte vrouwe acht niet meer op ’t uiterlijke, en die zal u welhaast te stade komen voor anderen."

»Gij wacht nog anderen!" hervatte zij, nu werkelijk lachende, het fabelachtige zelf van zijn eisch stelde haar gerust, als waarborg tegen de uitvoering.

»De Engelsche gezant zou hier afstappen en vertoeven, tot hij een voegzaam logies heeft gekozen…, veellicht heeft hij jongeluiden van aanzien in zijn gevolg…"

»Maar in \’s Hemels naam, Elbert! zeg mij, dat gij gekscheert. Als gij al die luiden te zamen hier brengt, weet ik geen raad."

»Eene wakkere huisvrouw als gij… weet altijd raad, liefste Barbara!" sprak de Kanselier op goelijken toon, en verwijderde zich, terwijl hij haar kalm en vriendelijk groette, als iemand, die volstrekt geene bezwaren achter zich liet.