Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Mij bevreemdt het, u niet op gelijke hoogte te zien, heer Advocaat!" hernam Leoninus, die welovertuigd was, dat Barneveld meer weten moest, dan hij toon en wilde en wien daarom zijne onoprechtheid te meer mishaagde, naarmate hij zelf slechts met zuivere oprechtheid te rade ging; ook, toen de Advocaat nog vroeg:

»Gij weet dan ook, wanneer hij komt?" hernam hij enkel:

»Te goeder ure, zoo ik hope, en dat zou niet zijn, zoo daar al te hooge geschillen gerezen waren tusschen…"

»Den Graaf en onzen Stadhouder. Mij dunkt, zoo kwam hij van pas, om ze te verzoenen," glimlachte Barneveld.

»Stadhouder! onze Stadhouder!" zuchtte Maurits. »Heer Advocaat! eilieve, wien noemt ge dus?"

»Die vraag, Uwe Excellentie! Wie, anders dan gij, is Stadhouder van Holland en Zeeland, Kapitein-Generaal-Admiraal van de Geünieerde Provinciën?"

»Ei, zwijg, mijnheer Barneveld! mijne titels optellen, is mij te doen gedenken aan de krenkingen, die ik onderga. Stadhouder van Holland en West-Friesland, — hoe kan ik gelooven het te zijn, als een simpele overste, een simpele Gouverneur van eene stad, mij trotseert en weigeren durft, mij eed te doen en commissie van mij te nemen."

»Uwe Excellentie bedoelt den overste Sonoy…; maar wees gerust; die zal welhaast tot zijn plicht komen; wij zullen hem eene deputatie zenden, om hem tot onderwerping te brengen."

»Eene deputatie! een cordate inval, voorwaar, heer Advocaat!" riep Maurits met bitterheid; »doch mijns bedunkens is hier geene andere deputatie noodig, of behoudens eere toe te zenden dan een paar vendelen ruiterij, ik aan ’t hoofd, om dien weerspanneling tot gehoorzaamheid te dwingen,"

»Daarvoor moge zich Uwe Vorstelijke Genade hoeden. De overste Sonoy is er de man naar, om geweld met geweld te