Naar inhoud springen

Pagina:Bosboom-Toussaint, De vrouwen van het Leycestersche tijdvak tweede deel (1886).pdf/237

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Van eene zulke weet ik niets af, gij hebt dan eene vreemde hier in huis?" vroeg Gideon.

»Och! wat zal ik u zeggen?" hernam zij, terwijl zij hem intusschen haar huisvertrek had binnengevoerd, »Dat is eene gast, die de heer Advocaat bij ons ingeleid heeft, en die wij hier houden moeten, »uit politiek," zegt hij. Ik nu versta mij niet op politiek; maar ik verstond heel goed, dat de Kanselier het zoo hebben wilde en, ziet gij…? toen heb ik. er mij naar geschikt."

»Dat is de beste politiek voor u, liefste vrouw moeder!" hernam hij lachende.

»Ja; maar het stuitte mij tegen de borst, eene vreemde te ontvangen, sinds we u geene gastvrijheid geboden hadden; ik wilde niet, dat gij ’t weten zoudt, uit vreeze, het mocht u leed doen, en daarom…"

»Daarom hebt gij mij nooit van de arme Deliana gesproken, die zeker daarboven verpleegd wordt."

»Deliana? ja, zoo heet zij nu; eerst, toen ze hier aankwam, in gehavende prinselijke kleeding en in staat van waanzin, werd ze meest Lady Margaret genoemd; maar nu ze betert, en zich op raad van den Engelschen heer weer kleedt en kapt als een zedig jong meiske, - nu ze zich het hatelijke blanketsel, dat hare trekken ontsierde, van de wangen heeft gewischt, en een frisch wit en rood zich toont, nu noemt Mylord zelf haar Deliana, en zij laat het geworden; maar hoe weet, gij, dat zij die is, sinds gij haar niet hebt gezien?"

»Ik waagde eene gissing; ik kende den Engelschen heer, en oordeelde, dat, zoo daar een meiske in ’t spel was, het deze moest zijn; schoon ’t mij deerlijk grieft, dat lieve kind in die handen te zien."

»Gij weet, wie het meiske is? Gij weet, wie die Lord is? Nu, dan zijt gij verder, dan iemand hier in huis, of zelfs te ’s Hage; want geen onzer weet iets; zeg mij dat gauw!"